autosoom
Uiterlijk
- au·to·soom
- uit het Grieks [1]
- Afgeleid van het tweede lid van chromosoom met het voorvoegsel auto- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autosoom | autosomen |
verkleinwoord |
het autosoom o
- een chromosoom dat geen geslachtschromosoom (heterosoom) is; homoloog chromosoom
1. een chromosoom dat geen geslachtschromosoom (heterosoom) is; homoloog chromosoom
- Het woord 'autosoom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autosoom" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 autosoom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be