asem
Uiterlijk
- asem
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asem | |
verkleinwoord | asempje | asempjes |
de asem m
- adem, levenslucht, ademhaling
- De benauwde man kon haast geen asem meer krjgen.
vervoeging van |
---|
asemen |
asem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van asemen
- Ik asem.
- gebiedende wijs van asemen
- Asem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van asemen
- Asem je?
- Het woord asem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asem" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "asem" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ asem op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /asɛm/
asem
- instrumentalis enkelvoud van as
asem
- instrumentalis enkelvoud van as
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 71 %
- Prevalentie Vlaanderen 50 %
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Tsjechisch