analgeticum
Uiterlijk
- Geluid: analgeticum (hulp, bestand)
- an·al·ge·ti·cum
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘pijnstiller’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- afgeleid van het Griekse algeo (ik voel pijn) met het voorvoegsel an- en met het achtervoegsel -icum [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | analgeticum | analgetica |
verkleinwoord | analgeticumpje | analgeticumpjes |
het analgeticum o
- (medisch) pijnstillend middel
- Hoe lang zit hij al aan de analgetica?
1. een pijnstiller
- Het woord analgeticum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "analgeticum" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "analgeticum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ analgeticum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel an- in het Nederlands
- Achtervoegsel -icum in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 42 %
- Prevalentie Vlaanderen 66 %