ahorn

Nederlands

gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus)

Uitspraak

• Geluid:  ahorn    (hulp, bestand)
• IPA: / aˈhɔr^ən / (2 of 3 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /a.ˈhɔrn/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /a.ˈhɔrn/

Woordafbreking

• ahorn

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘esdoorn’ voor het eerst aangetroffen in 1479
• Ontleend aan het Duitse Ahorn.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ahorn	ahornen ahorns
verkleinwoord	ahorntje	ahorntjes

Zelfstandig naamwoord

de ahorn m

1. (bloemplanten) een boom of heester van het geslacht Acer

Synoniemen

• esdoorn

Hyperoniemen

• zeepboomfamilie, zaadplanten, malviden, rosiden, bedektzadigen, landplanten, planten

Hyponiemen

• bergahorn, suikerahorn

Afgeleide begrippen

• ahornboom, ahornsiroop, ahornstroop, ahornsuiker

Vertalingen

    1. een boom of heester van het geslacht Acer.   

Catalaans: acer (ca) m Deens: løn (da) o Duits: Ahorn (de) m Engels: maple (en), sycamore (en) Esperanto: acero (eo) Frans: érable (fr) m, érablier (fr) m Italiaans: acero (it) m

Latijn: acer (la) o Noors: lønn (no) m/v Nynorsk: løn (nn) v/m, lønn (nn) v/m Oudnoords: hlynr m Portugees: bordo (pt) m Spaans: arce (es) m

Gangbaarheid

• Het woord ahorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ahorn" herkend door:

83 %	van de Nederlanders;
70 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• [1] ahorn in het Nederlands Soortenregister N
• [1] ahorn op Wikidata