aanwassen
Uiterlijk
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aanwassen | aanwassend |
aanwas | aangewassen |
- aan·was·sen
- samenstelling van aan vz en wassen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanwassen |
wies aan |
aangewassen |
klasse 7 | volledig |
aanwassen
- ergatief toenemen, aangroeien
- De rivier wies door de overvloedige regenval sterk aan en trad buiten zijn oevers.
- Het oproer wies aan en verbreidde zich ongehinderd over de stad.[1]
de aanwassen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord aanwas
- Het woord aanwassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwassen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ De patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden..H.Th Colenbrander; Martinus Nijhoff 1899
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 7 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %