Surfplank
Een surfplank of zeilplank is een plank die bij het golf- en windsurfen wordt gebruikt.
Onderdelen
[bewerken | brontekst bewerken]Hoewel er nederlandstalige woorden zijn voor de onderdelen van een surfplank, zijn de engelstalige woorden nose, tail en skeg gangbaar. Deze termen zien we ook terug bij skate- en snowboarden.
Iedere surfplank bestaat uit:
- Boeg of nose: de voorkant van de surfplank.
- Spiegel of tail: de achterkant van de surfplank.
- Scheg of skeg: vin(nen) aan de onderkant van de spiegel; zonder deze vin zou de spiegel steeds draaien, waardoor de plank van zijn koers zou afwijken.
Windsurfplank
[bewerken | brontekst bewerken]De windsurfplank bestaat uit een drijflichaam van -veelal- kunststof, voorzien van een beweegbaar tuig. Dit tuig bestaat uit een mast, zeil en giek. Dit tuig is aan de plank bevestigd door middel van een in alle richtingen draaibare en kantelbare mastvoet. Het tuig wordt rechtop gehouden doordat de surfer de giek in zijn handen houdt. De surfer bestuurt de surfplank door het tuig in een bepaalde richting te bewegen, waarna de druk van de wind de plank laat draaien. Door het zeil weer terug te bewegen naar het evenwichtspunt, wordt de draai beëindigd. Extra onderdelen van een windsurfplank:
- Voetbanden: de banden waar de voeten door moeten om steviger op je plank te staan.
- Mastvoetuitsparing en mastrail: de mastvoetuitsparing dient om je mast aan te bevestigen, de mastrail om je zeil een beetje meer naar voor of naar achter op je surfplank te verplaatsen.
- Zwaardkast: dit is een gleuf waar het zwaard door moet; bevindt zich in het midden van de plank.
- (Inklapbaar) zwaard: het zwaard is een 'plank' die dwars door de surfplank heen steekt. Zonder zwaard zou de wind je zijdelings wegblazen, in een richting die haaks staat op de gewenste vaarrichting. Het zwaard dient dus ter beperking van 'drift', zo noemen we het zijdelings afdrijven. Door het zwaard kan je alle richtingen uit (behalve tegen de wind in). Het zwaard zorgt er ook voor dat de surfplank stabieler wordt, zodat je surfplank veel minder gemakkelijk kan kapseizen. Kapseizen is hetzelfde als omslaan. Het zwaard is ook de as waarom je surfplank draait bij het overstag gaan. Overstag gaan is wanneer je met de neus van je surfplank naar de wind toe draait. Je trekt je zeil dan met andere woorden over de spiegel. Dat werkt ook zo bij het gijpen. Gijpen is wanneer je met de boeg van je surfplank van de windrichting weg draait, je vaart dan steeds meer met de wind mee. Daarbij trek je je zeil over de boeg.
Niet alle windsurfboards hebben een zwaard. Ook hebben niet alle boards voetbanden.
De skeg en het zwaard hebben een botte en een scherpe kant. De botte kanten zijn de kanten die het water snijden; de botte kanten wijzen naar de boeg. De scherpe kanten wijzen naar de spiegel.