[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Pityriasis rosea

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Pityriasis rosea
pityriasis rosea, verdeling plekjes met 'tâche mère'
pityriasis rosea, verdeling plekjes met 'tâche mère'
Synoniemen
Latijn pityriasis circinata et maculata[1]

herpes tonsurans maculosus[1]

Coderingen
ICD-10 L42
ICD-9 696.3
DiseasesDB 24698
MedlinePlus 000871
eMedicine derm/335
emerg/426 ped/1815
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde
pityriasis rosea, het bovenste plekje begint net te schilferen

Pityriasis rosea[2] is een onschuldige, vanzelf genezende huidziekte.

Verschijnselen

[bewerken | brontekst bewerken]

De ziekte begint meestal met een wat rode, iets schilferende plek van 2 à 3 cm (tâche-mère, moederplek), meestal op de romp, die een of twee weken later wordt gevolgd door daaromheen liggende kleinere vlekjes die na een poosje gaan schilferen met een schilfering die van het midden naar de rand loslaat, en die iets rose of zalmkleurig zijn en vaak wat ovaal met de lange as in de richting van de huidlijnen. De aandoening kan veel jeuk geven, maar vaak jeukt het ook weinig tot niet. Bij mensen met een donkere huidskleur is de diagnose lastiger te stellen.

Epidemiologie

[bewerken | brontekst bewerken]

De ziekte komt vooral voor bij jonge volwassenen, 10-30 jaar. Bij kinderen gaat het mogelijk wat sneller over (2-3 wk).

De oorzaak is onbekend. Men neemt aan dat een virus de oorzaak is; toch is er slechts zelden in de omgeving van de patiënt iemand aan te wijzen die de besmettingsbron zou kunnen zijn.

De ziekte geneest zonder uitzondering spontaan na een aantal weken, gemiddeld 8-10. Na drie weken tot 3 maanden is men normaal gesproken klachtenvrij.

Er is geen behandeling bekend.[3] Er is een onderzoek van twijfelachtige kwaliteit uit India waarbij mensen met de aandoening snel(ler) zouden genezen na behandeling met erytromycine (wat tegen een virus als verwekker zou pleiten).[4] Verschillende vervolgonderzoeken konden deze uitkomst echter niet bevestigen.[5] In een ander onderzoek werd een effect beschreven van een antiviraal middel, aciclovir, wat zou passen bij de beweerde associatie met HHV 6 en HHV 7.[6] De jeuk kan eventueel bestreden worden met mentholgel, antihistaminica of lokale corticosteroïden. Vette zalf helpt tegen irritatie.

.