[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Nedersaksisch

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Nedersaksisch
Neddersaksies, Nedersaksisch
Gesproken in Nederland, Duitsland, Denemarken
Sprekers 2,2-5 miljoen[1] (Duitsland) en 1,6 miljoen sprekers thuis in Nederland (2,15 miljoen in totaal)
Taalfamilie
Dialecten
Alfabet Latijn
Officiële status
Officieel in
Taalcodes
ISO 639-1 -
ISO 639-2 nds
ISO 639-3 nds
Portaal  Portaalicoon   Taal
Taalgebied exclusief Oost-Nederduits.
Taalgebied inclusief het Oost-Nederduits. Beide gebieden samen worden soms ook Nedersaksisch genoemd.
Taalgebied van het Nederduits/Nedersaksisch voor 1945 en de verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog

Het Nedersaksisch (Duits: Niedersächsisch of Westniederdeutsch) is een in Nederland en Duitsland officieel erkende regionale taal, die bestaat uit een groep niet-gestandaardiseerde dialecten die op hun beurt tot het Nederduits behoren.[2] Volgens de gangbare definitie behoort hiertoe alleen het West-Nederduits, volgens andere definities tevens het Oost-Nederduits dat wordt gesproken in het noordoosten van Duitsland, wat voor 1945 ook het huidige noorden van Polen omvatte. De Baltische Duitsers in Estland en Letland spraken oorspronkelijk ook Nederduits. Genoemde varianten zijn nauw verwant. Mennonieten vormen in Rusland, en Noord en Zuid-Amerika kleinere gemeenschappen van Nederduitssprekenden. Oost-Pommers wordt onder andere in Brazilië gesproken (Pomerano).

De Nedersaksische dialecten worden voornamelijk gesproken in het noordelijke deel van Duitsland en in het noordelijke en oostelijke deel van Nederland (de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, de Gelderse regio's Veluwe en Achterhoek, in Utrecht ten oosten van de Utrechtse Heuvelrug, op Urk in Flevoland en in de Stellingwerven en rond Kollumerpomp in Friesland).

Nedersaksisch is, naast het Limburgs, een van de twee officiële streektalen in Nederland. Anders dan het Westerlauwers Fries, dat de status heeft van regionale bestuurstaal, kent het Nedersaksisch geen normerende, overkoepelende standaardtaal. Net als bij het Limburgs is er sprake van een groot aantal lokale varianten. Het ontbreken van een Nedersaksische eenheidstaal leidt ook tot uiteenlopende spellingswijzen van de verschillende dialecten, ondanks pogingen om tot een overkoepelende eenheidsspelling te komen.

Sinds 1998 erkent Nederland het Nedersaksisch als minderheidstaal, onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. In 2018 trad het Convenant Nedersaksisch in werking, waarbij de regionale overheden in het Nedersaksisch-talige deel van Nederland aangeven zich in te spannen voor het behoud en de bevordering van het Nedersaksisch; dit is echter niet juridisch afdwingbaar.

Ook Duitsland erkent sinds 1998 het Nederduits (zowel Nedersaksisch als Oost-Nederduits), onder het Europees handvest voor regionale en minderheidstalen. In de Europese Unie is het Nedersaksisch en Nederduits een officieel erkende streektaal. De taalcode (ISO 639-2) van beide streektalen nds. Wikipedia maakt onderscheid tussen Nedersaksies (nds-nl) en Plattdüütsch (nds).

Voor het aantal sprekers in Nederland zijn geen betrouwbare actuele cijfers voorhanden.[3] Eind 2002 sprak in de betreffende gebieden 28% van de ouders Nedersaksisch, maar bij hun kinderen lag dit aandeel lager.[4] In 2012 is dit aantal gezakt naar respectievelijk 15% (ouders) en 2% (kinderen).[5] In een onderzoek uit 2005 gaf 53% van de respondenten aan thuis nog Nedersaksisch te spreken, al dan in combinatie met het Nederlands. 71% zou het nog kunnen spreken.[6] In Duitsland werd het aantal sprekers in 1984 op 5,5 miljoen geschat. In 2016 waren er 2,2 miljoen sprekers onder de categorie 'zeer goed' en bijna 5 miljoen sprekers onder de categorieën 'zeer goed' en 'goed'.[7]

In Nederland wordt het aantal sprekers (2005) thuis op circa 1,6 miljoen geschat en het totale aantal sprekers op 2,15 miljoen. Deze cijfers berusten dan wel op zelf-opgaven en zijn niet wetenschappelijk op grond van objectieve gemeten taaleigenschappen vastgesteld. Dat verklaart de grote variatie in aantallen. Zowel in Duitsland als in Nederland was voor de oorlog een Nedersaksische taalvariant bij een meerderheid van de huishoudens als gezinscommunicatiemiddel in gebruik. Recent onderzoek laat zien dat dat nu nog bij enkele procenten het geval is en dat stelt vragen bij de opgaven van aantallen sprekers van deze varianten in de orde van miljoenen.

De term 'Nedersaksisch' werd tot in de jaren negentig van de 20e eeuw alleen gehanteerd door historisch taalkundigen en - vooral in de jaren vijftig - door een groep streektaalschrijvers en -activisten.[8] Sprekers van de Nedersaksische variëteiten refereerden aan hun dialect met de naam van de plaats of streek: bijvoorbeeld het Achterhoeks, Twents, Drents, Veluws, Elspeets, of met de aanduiding Plat (ook Platduuts). Onder invloed van diverse streektaalbewegingen heeft de politiek het begrip 'Nedersaksisch' overgenomen, en het Nedersaksisch uiteindelijk als streektaal erkend. In Duitsland wordt het Nedersaksisch vaak als Niederdeutsch aangeduid (Nederduits) of als Plattdüütsch/Plattdeutsch. Cornelis Kiliaan noemde in zijn woordenboek uit 1599 de noordoostelijke vormen 'Saksisch' of 'Saxonisch.'[9] Vanwege de verwarrende termen Saksisch, Nedersaksisch, Nederduits, Plat en Platduits heeft William Foerste in 1949 de term 'Saxonisch' voorgesteld.[10] Hoewel enkele keren gebruikt sloeg deze term niet aan.[11][12] De voorloper van het hedendaagse Nedersaksisch, het Middelnederduits werd in die tijd door de sprekers aangeduid als 'Sassesch' of 'De Sassesche Sprâke.'[13][14]

Het Nedersaksisch omvat een complex van streektalen, van één uniforme cultuurtaal is geen sprake. Dit komt mede doordat uniformering van spelling en woordenschat, door de sprekers als wezensvreemd voor de grote variëteit aan dialecten wordt afgewezen. De afhankelijkheid van de Nederlandse dan wel Duitse spellingwijze, en de talloze leenwoorden uit respectievelijk het Duits en het Nederlands bemoeilijken bovendien steeds meer grensoverschrijdende herkenning en acceptatie. Waar vroeger herkenning en verstaanbaarheid over de staatsgrenzen heen groot was, werd deze door het onderwijs grotendeels vervangen door de kennis en het dominerende gebruik van de nationale standaardtalen. In Nederland ervaart men de varianten van het Nedersaksisch als Nederlandse dialecten, in Duitsland als Duitse (Nederduitse) dialecten. Toch zijn er verscheidene pogingen ondernomen om tot een overkoepelende spelling te komen. De meest recente poging is de Nysassiske Skryvwyse, die bedacht is door leden van de Duitse en Nederlandse Nedersaksische Wikipedia-gemeenschap, om de Duits/Nederlandse verschillen in de spelling van het Nedersaksisch te overbruggen. In Duitsland wordt de Sass'sche Schrievwies door velen als meest geschikt beschouwd.

In het grote verspreidingsgebied van het (Neder)Saksisch - oudtijds van Blaricum tot Nimmersatt - ontstonden er veel dialectvarianten, die kunnen worden ingedeeld in drie hoofdgroepen:

  1. het Noord-Nedersaksisch:
    1. Gronings
    2. Oost-Fries Platt
    3. Hümmlinger Platt en Emsländisch
    4. Oldenburgs
      1. Jeverlands
      2. Noord-Oldenburgs
      3. Zuid-Oldenburgs
    5. Bremen-Verdens
    6. Noordhannovers
    7. Hamburger Platt
    8. Holsteins
    9. Sleeswijks
  2. het Westfaals: Achterhoeks, Drents, Sallands, Zuid- en Midden-Drents, Stellingwerfs, Twents, Urkers, Veluws, Westerwolds, Bentumers, Zuidwest-Eemslands, Oostwestfaals, Zuidwestfaals, Münsterlands, West-Münsterlands
  3. het Oostfaals

De westelijke varianten (met name in Nederland, Oost-Friesland en Bentheim) zijn sinds de 17e eeuw sterk beïnvloed door de Nederlandse school- en kerktaal, de oostelijke varianten vooral door het Hoogduits.

Het Stellingwerfs wordt soms als Friso-Saksisch gezien en onder het Noord-Nedersaksisch ingedeeld. Een andere indeling is het Gelders-Overijssels los van het Westfaals. Dit Gelders-Overijssels bevat het Drents, Sallands, Urkers, Oost-Veluws en West-Veluws. Eventueel ook het Stellingwerfs. Deze term is niet hetzelfde als de term Gelders-Overijssels die, ondanks dezelfde naam, het Sallands en het niet Twents-Graafschapse deel van het Achterhoeks beslaat.

In de Liemers wordt een Nederfrankisch dialect gesproken met Nedersaksische invloeden; in de Gelderse Vallei wordt een Hollands-Nedersaksisch overgangsdialect gesproken, dat officieel tot het Nedersaksisch gerekend wordt. Zie ook hoofdstuk 'Varianten van het Nedersaksisch'.

In de middeleeuwen was het Nedersaksisch (Middelnederduits) een zeer prominente taal, die onder meer diende als officiële voertaal van de Hanze. De variant van Lübeck gold tot in de 16e eeuw als min of meer de standaard, mede omdat hier de belangrijkste boekdrukkers waren gevestigd. Het Oost-Nederlands werd op de zelfde manier beïnvloed door Deventer;

De invloed van het Nederduits op de Scandinavische talen was zelfs zo groot, dat deze talen sommige grammaticale eigenschappen verloren en daarnaast een groot deel van hun nieuwe woordenschat aan het Nedersaksisch c.q. het Nederduits ontleenden. Later werd Nedersaksisch/Nederduits, als 'lingua franca' en als schrijftaal, door het Hoogduits verdrongen.

Het gebruik van het Nedersaksisch maakt de migratie van de Saksen naar (het latere) Noord- en Oost-Nederland zichtbaar. Waar de Friezen met name de kuststreken bevolkten en niet landinwaarts trokken, kwamen de Saksen vanuit het binnenland richting de rijke kust- en deltastreken.[bron?] Ze vestigden zich vooral als boerengemeenschappen.

In Steenwijk: Folk Perception and Regional Language of the Youth werden 141 middelbare scholieren ondervraagd die in klas 2 en 4 van mavo, havo en vwo zaten. De jongeren oordeelden dat het Steenwijks en Nederlands aangevuld met Steenwijkse woorden als minder modern, slim, aantrekkelijk, normaal, en mooi opgevat worden ten opzichte van het Nederlands. Daarnaast wordt er negatiever geoordeeld over de rijkdom van een spreker van het Steenwijks maar was er geen verschil te bemerken tussen het Nederlands en Nederlands aangevuld met Steenwijkse woorden. Tussen de vriendelijkheid van het Steenwijks, Nederlands en Nederlands met Steenwijkse woorden zat geen significant verschil. Jongeren die zelf de regionale taal of elementen daarvan gebruiken oordelen positiever over sprekers van het Steenwijks dan niet-sprekers. De tweede klassen oordeelden positiever over het Steenwijks dan de vierde klassen.[15]

In een enquête uit 2018 op negen verschillende Drentse middelbare scholen onder 376 middelbare scholieren uit klas 1 en 2 die op vmbo basis lwoo, vmbo basis en vmbo kader zaten[16] werd, ten opzichte van het Nederlands, Drents als een beetje ouderwets gezien,[17] meer landelijk[18] en enigszins grappiger (niet serieus, niet grappig[19] versus zeer serieus). Daarnaast werd het Drents als minder intelligent dan het Nederlands beschouwd. Enkel degene die aangeven Drents te spreken beoordeelden zowel het Nederlands als Drents als even intelligent.[20] Zowel Nederlands als Drents scoorden in de categorie 'quite sociable' alhoewel het Drents slechter scoorde. De Drentstaligen oordeelden dat het Drents socialer klonk dan het Nederlands, terwijl de niet-Drentstaligen en de personen die een beetje Drents konden oordeelden dat Drents iets minder sociaal klonk. Het Drents werd als minder mooi beoordeeld dan het Nederlands.[21] De Drentstaligen oordeelden dat het Drents mooier klonk dan het Nederlands, het omgekeerde gold voor de niet-Drentstaligen en de personen die een beetje Drents konden. Beiden groepen oordeelden positief over het Drents. Drentstaligen gaven aan positief te oordelen over Drents als vak op de middelbare school waar personen die een beetje Drents konden wat minder positief oordeelden. Beiden groepen zouden het zonde vinden als het Drents zou verdwijnen. Dit standpunt gold voor Drentstaligen het sterkst. 53,8% van de niet-Drentstaligen gaf aan het niet belangrijk te vinden of het Drents zou (blijven) bestaan. 46,2% vond dat wel belangrijk. 34,5% vond het Drents (zeer) fijn om te horen, 65,5% (zeer) onplezierig. 18,5% van de niet-Drentstaligen was bereidt Drents te leren en 81,5% niet. Contact met het Drents gebeurde het vaakst bij de grootouders en ouders en met vrienden.

Expansie, neergang en opleving van het Nedersaksisch

[bewerken | brontekst bewerken]

In feite ontwikkelden zich in de Middeleeuwen drie algemene communicatietalen in het Duits-Nederlandse dialectcontinuüm:

  1. Hoogduits (waarvoor de Duitse dialecten van de huidige deelstaten Saksen en Thüringen en de dialecten in het noorden van Bohemen toonaangevend waren),
  2. Nederlands (met aanvankelijk Brabants als toonaangevend dialect) en
  3. Middelnederduits (met het dialect van Lübeck waarschijnlijk als toonaangevende variant)

Het is hierbij verwarrend dat de naam 'Nederduitsch' destijds zowel voor de tweede als de derde variant werd gebruikt.
Sinds de publicatie van de Bijbelvertaling van Luther in het Hoogduits, begon het Middelnederduits allengs te wijken voor het Hoogduits.
In de 16e eeuw werd in de oostelijke delen van Nederland ook wel een tussenvorm tussen Nedersaksisch en (Vlaams-Brabants) 'Nederdietsch' gepropageerd, onder de naam van 'Oostersch', maar deze taalvorm kon de concurrentie met het Nederlands niet aan.

Het Nedersaksisch behield tot na de middeleeuwen een zekere expansiekracht. Zo gingen omstreeks 1500 de tevoren Friese dialecten sprekende Groningse Ommelanden, onder invloed van de van oudsher Nedersaksische stad Groningen, over op het Nedersaksisch. Een soortgelijk proces herhaalde zich minder dan een eeuw later in Oost-Friesland. Deze expansiekracht was het gevolg van de economische en politieke kracht van de Hanze, waar grotere steden in het gebied zoals Groningen, Oldenburg en Bremen deel van uitmaakten.

Tot in de 19e eeuw werd het Nedersaksisch nog in Estland gesproken (o.a. Tallinn), mogelijk zelfs tot in de vroege 20e eeuw.[22][23] Met de verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog verdween het Nedersaksische taalgebied ten oosten van de hedendaagse Duits-Poolse grens.

Invloed op de Scandinavische en andere talen

[bewerken | brontekst bewerken]

In de late middeleeuwen (Hanze) oefende het Nedersaksisch (Middelnederduits) een grote invloed uit op het Deens, het Zweeds en het Noors, wat er mede toe heeft bijgedragen dat deze talen voor Nederlands- en Duitstaligen nog tamelijk gemakkelijk aan te leren zijn.[bron?] Geschat wordt dat een gesprek tussen twee Noren binnen twee tot drie minuten een leenwoord uit het Nedersaksisch bevat. Handelaren, ambachtslieden en invloedrijke personen vestigden zich in kolonies in Scandinavië.[24] Zo bestonden er in de Middeleeuwen bijvoorbeeld ruim vijftienhonderd leenwoorden in het Deens die voor het overgrote deel uit het Middelnederduits en dus vaak ook uit het toenmalige Nedersaksisch afkomstig waren. Deze invloed kwam op vanaf de 11e eeuw en was het sterkst in de 13e, 14e en de eerste helft van de 15e eeuw. Daarna nam de invloed af omdat de macht van de Hanze afnam en het Middelnederduits dientengevolge steeds meer verdrongen werd door het Hoogduits dat in die jaren de officiële taal van bestuur, onderwijs en kerk in het noorden van het Duitse Rijk werd.[25]

Van de 500 vaakst gebruikte woorden in het Deens zijn er 100 leenwoorden uit het Middelnederduits afkomstig.[26] In standaardteksten van hedendaags Deens is 16-17% van de woordenschat een leenwoord uit het Middelnederduits.[26] Circa 25% van de totale woordenschat van het Deens, Zweeds en Noors is van Middelnederduitse herkomst. Andere schattingen gaan tot 30% of zelfs 55 tot 60%.[24] Scandinavist Didrik Arup Seip benoemd dat een conversatie tussen twee Noren al binnen enkele minuten een leenwoord uit het Nederduits bevat (zonder dat de sprekers het zelf beseffen).[25] Daarnaast heeft het Middelnederduits uitgangen van woorden beïnvloed of nieuwe geïntroduceerd. Voorbeelden betreffen be-, for-, bi-, an en -aktig, -heit en -inne. Verder was er invloed op voornamen vanuit het Middelnederduits. Voorbeelden betreffen de voornamen Henrik, Frerik, Kristian, Otto en Kristoffer. Vooral in Bergen, een belangrijke plaats ten tijde van de Hanze, werden Middelnederduitse namen vaker gebruikt ten opzichte van de rest van West-Noorwegen.[27] Vrouwelijke voornamen uit het Middelnederduits werden minder geleend en gebruikt. Bepaalde plaatsnamen in het zuidwesten van Noorwegen lijken Middelnederduits te zijn of daardoor beïnvloed.[28] Hellquist (1930) vermeldde de Middelnederduitse invloed als zodanig dat, indien Gustaaf I van Zweden niet de onafhankelijke positie van Zweden herwonnen had en de Reformatie niet zo'n sterk nationaal karakter qua taal had, het Zweeds zich mogelijk in een vorm van het Nedersaksisch had kunnen ontwikkelen.[29]

De Middelnederduitse invloed valt samen met het verlies van het naamvallensysteem en de ontwikkeling van een synthetische taal naar analytische taal, belangrijke veranderingen in de Scandinavische talen ten tijde van de late middeleeuwen. Sommige veranderingen zoals het ontbreken van u-umlaut (strand vs strond) en de verandering van drie naar twee woordgeslachten kunnen beschreven worden als dialectnivellering.[28] De speciale positie van Bergen als dialecteiland in het Noord-Germaanse dialect continuüm kan mogelijk voor een deel beïnvloed zijn door het Middelnederduits.[30] Het Bergensk kent geen u-umlaut, heeft geen e-apocope (kaste vs kast), verlengde medeklinkers in plaats van verlengde klinkers (venn vs ven), het ontbreken van i-umlaut in de tegenwoordige tijd van sterke werkwoorden (kommer vs kjem), monoftongering (øga vs auga) en twee woordgeslachten in plaats van drie. Sommige van deze veranderingen zoals onder andere de sin-genitief, de verandering van drie naar twee woordgeslachten, te als markering van het infinitief en de -et uitgang in het verleden tijd van zwakke werkwoorden waren al begonnen voor het hoogtepunt van de Hanze.[31]

De sin-genitief (mannen sin hatt, de man zijn hoed) wordt vooral gebruikt in de dialecten van Noord, Midden en West-Noorwegen en is geleend uit het gesproken Middelnederduits. De sin-genitief is bezig met een opmars in de dialecten van Oost-Noorwegen en geschreven Noors, vooral in informeel taalgebruik.[28]

Ongeveer 15% van de leenwoorden in het Estisch komen uit het Nedersaksisch. Daarnaast zijn het Lets, Litouws en Fins duidelijk beïnvloed.

Communicatie tussen sprekers van het Middelnederduits en de Scandinavische talen

[bewerken | brontekst bewerken]

Er bestaan verschillende theorieën over de communicatie tussen sprekers van het Middelnederduits en de Scandinavische talen.[28] In de jaren 50 en 60 werd gesuggereerd dat een pidgin of mengtaal gebruikt zou worden als Lingua franca bij onderlinge communicatie vanwege de verschillen tussen de talen.[32][33] Vanaf de jaren 90 kwam de gedachte op dat er sprake was van semi-communicatie of passieve of receptieve tweetaligheid.[34][35][36][37] Vanwege de verwantschap en gelijkenissen tussen de (dialecten van de) talen verstond men elkaar in grote mate bij het gebruik van de eigen taal.[38] Hier en daar moest men zich het eigen taalgebruik echter aanpassen aan de ander. Zo werden er veel woorden gebruikt die aanwezig waren in beide talen.[31] Berg (2016) vermeldt dat aan het begin van de 16e eeuw de onderlinge verstaanbaarheid waarschijnlijk beperkt was en er sprake was van codewisseling en actieve tweetaligheid wat indiceert dat sprekers de Scandinavische talen en het Middelnederduits als verschillende talen beschouwden. Verder zouden sprekers van de Noord-Germaanse talen het Middelnederduits beter verstaan dan andersom.[39] Verzonden (Oud)zweedse brieven uit Zweden naar het hedendaagse Tallinn ten tijde van de Hanze werden vertaalt naar het Middelnederduits maar niet andersom. Dit illustreert statusverschil tussen de twee talen maar ook het feit dat de wederzijdse verstaanbaarheid niet dusdanig groot was dat kennis van een van de twee talen genoeg was om de andere taal te begrijpen. In dit geval zonder veel blootstelling aan het Zweeds in Tallinn. Vanwege meer blootstelling aan het Zweeds ging het Middelnederduitse scribenten in Zweden beter af met het Zweeds.[40]

Invloed van het Middelnederduits en Nedersaksisch op Slavische talen

[bewerken | brontekst bewerken]

De woordenschat en de grammatica van het Kasjoebisch hebben een grote invloed ondergaan van het Middelnederduits, onder andere door taalcontact via de Oostkolonisatie. Voorbeelden zijn het gebruik van miec (hebben) en bëc (zijn) bij bepaalde werkwoordtijden.[41] De noordelijke Kasjoebische dialecten hebben een grotere Nedersaksische invloed op de woordenschat dan de zuidelijke Kasjoebische dialecten.[42] De uitspraak van bepaalde woorden is eveneens beïnvloed door het Middelnederduits/Nedersaksisch.[43] Het samenvallen van de ł met l wordt toegeschreven aan Nedersaksische invloed.[44] Met de verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog is er geen contact meer tussen het Nedersaksisch en het Kasjoebisch. Nedersaksische leenwoorden met een Middelhoogduitse leenwoord als equivalent in het Pools worden vaak vervangen door het Middelhoogduitse Poolse leenwoord. Oudere Nedersaksische leenwoorden zijn echter behouden gebleven omdat ze niet herkend worden als 'vreemd' en gezien worden als karakteristiek voor het Kasjoebisch.[43]

Met het opgang komen van de Oostkolonisatie en de invloed van de Hanze begon de beïnvloeding en verdringing van de Slavische talen door het Middelnederduits in het huidige noordelijke deel van Oost-Duitsland en het noorden van Polen. Dit kwam vanaf ongeveer de 12e eeuw opgang. Vanaf de 14e en 15e eeuw nam de invloed van het Middelnederduits toe op het Kasjoebisch, Sorbisch en het Polabisch. Vanaf ongeveer de 16e eeuw was er enkel nog contact met het Kasjoebisch, Polabisch en de noordelijke Poolse dialecten. Met de neergang van de Hanze nam de invloed van het Middelnederduits/Nedersaksisch af, vooral na de 17e eeuw. Het Polabisch heeft eveneens een grote invloed ondergaan van het Nedersaksisch op de woordenschat. Het Nedersorbisch en de noordelijke Poolse dialecten hebben een minder grote lexicale invloed ondergaan. Enkele leenwoorden bestaan daarnaast ook in het gestandaardiseerde Pools en in het Russisch.[43]

Teloorgang en aantal sprekers in Nederland

[bewerken | brontekst bewerken]

De Nedersaksische streektaal werd in 1995 door 35% van de volwassenen gesproken, en 7% van de kinderen sprak het met vrienden en vriendinnen. In 2011 was dat 15%, respectievelijk 0,85%. Zie tabel 2.[45] Deze cijfers verschillen aanzienlijk met de cijfers uit een onderzoek uit 2005,[6] waaruit bleek dat in het onderzochte gebied 29,2% thuis uitsluitend Nedersaksisch sprak en 47,9% zowel Nedersaksisch als Nederlands. 71% zou nog Nedersaksisch kunnen spreken en 53% sprak het thuis ook. Zie tabel 3. De afname van sprekersaantallen vindt in vrijwel alle Nedersaksische streektalen plaats. Miskenning en imago-schaamte, met maatschappelijke achterstand als schrikbeeld, deed decennialang veel sprekers besluiten alleen Algemeen Nederlands tegen hun kinderen te spreken. Opmerkelijk genoeg gold dit ook voor degenen die later streden voor behoud van de streektaal. De rol van de streektaal als gemeenschapstaal in de dorpen en steden (stadswijken) loopt terug door het negatieve beeld van de streektaal en door migratie. Vroeger werden de weinige nieuwelingen in de dorps- of streektaal geassimileerd, tegenwoordig drukken de in eigen omgeving tot minderheid gereduceerde streektaligen zich meer en meer in het AN uit. Ook de verschuiving van het dialect tot regiolect speelt een rol in het proces van teloorgang. Kinderen worden vaak in het Nederlands opgevoed, terwijl onderling Nedersaksisch gepraat wordt. Ook in contact met de grootouders wordt vaak in het Nederlands geantwoord terwijl de grootouders in Nedersaksisch communiceren.[46] Het Nedersaksisch wordt wel verstaan maar maar meestal zonder de capaciteit het zelf te kunnen spreken; een luistertaal.[47]

Uit een groep van 141 middelbare scholieren in Steenwijk die in 2015 in de tweede en vierde klas van mavo, havo en vwo zaten gaf ongeveer 56% zelf aan[48] de regionale taal of elementen uit de regionale taal te gebruiken. Het meest met de grootouders (46,1%), vervolgens op Whatsapp (31,2%) en daarna met de ouders (26,2%). Tussen de verschillende klassen was veel variatie te zien. Met name in mavo 4 werd de regionale taal of elementen daarvan gebruikt.[49]

In een enquête uit 2018 op negen verschillende Drentse middelbare scholen onder 376 middelbare scholieren uit klas 1 en 2 die op vmbo basis lwoo, vmbo basis en vmbo kader zaten gaf 20,0% aan volledig de regionale taal te kunnen praten. 48,4% gaf aan een beetje de regionale te kunnen praten en 31,6% gaf aan helemaal niet de regionale taal te kunnen praten. 68,4% gaf dus aan affiniteit met het Drents te hebben. 93,8% van de Drentssprekenden was opgegroeid in de provincie Drenthe tegenover 85,7% van de niet-Drentstaligen. Na het invullen van een vragenlijst scoorde 28,0% in de categorie 'proficient user', 49,8% in de categorie 'independent user' en 22,2% scoorde in de categorie 'basic user.' Zie tabel 4.[16]

In Ooststellingwerf bedroeg het percentage kinderen dat onderling ''streektalen'' gebruikte in 2019 2,6% en in Weststellingwerf 5,4%.[50]

Tabel 1: Meest gesproken taal thuis (15 jaar of ouder) in 2019 (CBS)[51]
Provincie Nedersaksisch Nederlands Anders[52]
Drenthe 31,3% 65,0% 3,7%
Groningen 25,5% 67,7% 6,8%
Overijssel 23,6% 67,9% 8,5%
Gelderland 10,2%[53] 81,1% 8,7%
Friesland 2,8% 50,2% 47,0%
Flevoland 1,1% 86,5% 12,4%
Utrecht 0,7% 91,2% 8,1%
Noord-Holland 0,2% 84,9% 14,9%
Limburg 0,2% 46,0% 53,8%
Noord-Brabant 0,1% 68,7% 31,2%
Zuid-Holland 0,1% 86,4% 13,5%
Zeeland 0,0% 60,9% 39,1%
Tabel 2: Aantal sprekers Nedersaksisch eind 2002 volgens Bloemhoff (2005)[6]
Gebieden[54] Aantal sprekers thuis[55] Aantal sprekers totaal[56] Percentage aantal sprekers totaal Percentage zeer goed + goed Percentage zeer goed
Groningen 262.000 446.400 77,7% 60,9% 40,5%
Twente 334.200 412.800 76,1% 52,6% 30,2%
West-Overijssel 326.100 378.500 73,0% 58,8% 34,5%
Drenthe 255.200 369.600 76,6% 59,8% 40,9%
Achterhoek 211.000 258.400 73,0% 57,9% 42,1%
Veluwe 174.800 229.600 48,6% 33,0% 14,9%
Steenwijkerland 21.100 29.000 67,4% 48,1% 23,5%
Weststellingwerf 13.800 16.800 64,6% 48,1% 33,0%
Ooststellingwerf 6.400 10.500 48,8% 30,1% 18,4%
Totaal ≈1,6 miljoen ≈2,15 miljoen 70,9%
Tabel 3: Percentage sprekers volgens Driessen (2005 & 2011)[57][45]
1995 1997 1999 2001 2003 2011
Ouders 34% 28% 30% 24% 28% 15%
Kind-moeder 7% 6% 6% 5% 5% 1%
Kind-vader 8% 7% 7% 6% 6% 2%
Kind-broers/zussen 7% 6% 6% 5% 4% 1%
Kind-vrienden 6% 5% 6% 5% 4% 1%
Tabel 4: Drentstaligen klas 1 en 2 vmbo basis (lwoo) en kader naar percentage & score naar categorie volgens van der Boom (2018)[46]
Percentage Tweetalig met Drents opgegroeid? Score naar categorie Percentage
Spreekt volledig Drents 20,0% 82% Proficient user 28,0%
Spreekt een beetje Drents 48,4% 51% Independent user 49,8%
Spreekt geen Drents 31,6% 29% Basic user 22,2%

Aantal sprekers Duitsland

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog nam het verspreidingsgebied van het Nedersaksisch flink af en hield het dialectcontinuüm van het Oost-Pommers, Nederpruisisch en Marks-Brandenburgs ten oosten van de hedendaagse Duits-Poolse grens op te bestaan. Oost-Pommers leeft echter voort Latijns-Amerika.

In Duitsland zou het aantal sprekers op bijna 5 miljoen liggen in 2016, onderverdeeld naar 'goed' en/of 'zeer goed' kunnen spreken. In het hele Nedersaksische gebied zou 15,7% het nog kunnen spreken, variërend van 2,8% in Brandenburg tot 24,5% in Sleeswijk-Holsteen. Circa 2,2 miljoen mensen zouden het Nedersaksisch nog zeer goed kunnen spreken. In 2007 zou dat 14,3% zijn en in 1984 nog 35%.[6] Het percentage dat 'zeer goed', 'goed' en 'matig' Nedersaksisch kan spreken bedroeg in de jaren 2007 en 2016 37,7% en 32,4%.[7]

In het Landkreis Hildesheim begon de teruggang van het Nedersaksisch, evenals andere gebieden in de omgeving van Hannover, vroeger dan in andere gebieden. Reeds in 1943 werd het Hildesheimer Platt met minder dan 50% van de kinderen gesproken door de ouders.[58] Van de volwassen praatte nog maar 8,1% met elkaar de regionale taal in 1963.[59]

Tabel 5: Percentage sprekers naar categorie in 2016 naar Ehlers et al. (2016)[7]
Gebied Zeer goed Goed Matig Een paar woorden Niet Zeer goed + goed Zeer goed + goed + matig
Sleeswijk-Holstein 16,5% 8,0% 24,6% 26,8% 24,2% 24,5% 49,1%
Hannover 3,2% 6,3% 16,5% 35,2% 38,7% 9,5% 26,0%
Mecklenburg-Voorpommeren 5,9% 14,8% 25,2% 34,1% 20,1% 20,7% 45,9%
Nedersaksen 4,8% 12,7% 16,2% 20,0% 46,4% 17,5% 33,7%
Hamburg 9,9% 7,7% 10,5% 24,8% 47,1% 17,6% 28,1%
Noordrijn-Westfalen 5,2% 6,6% 12,7% 33,0% 42,5% 11,8% 24,5%
Saksen-Anhalt 2,2% 9,6% 14,3% 22,2% 51,8% 11,8% 26,1%
Brandenburg 2,6% 0,2% 8,6% 17,0% 71,5% 2,8% 11,4%
Tabel 6: Percentage sprekers naar categorie in 1984 naar Bloemhoff (2005) uit Stellmacher (1987)[6]
Gebied Zeer goed Goed Zeer goed + goed Matig/een paar worden Niet
Sleeswijk-Holstein 31% 16% 47% 24% 29%
Hamburg 10% 19% 29% 26% 45%
Nedersaksen/Bremen 33% 20% 53% 20% 27%
Zuiden van Nedersaksen 14% 13% 27% 17% 55%
Noorden van Noordrijn-Westfalen 15% 12% 27% 22% 51%
Tabel 7: Percentage sprekers Landkreis Hildesheim volgens Evers & Heinrich (1964): Wer spricht noch Plattdeutsch?[59]
Jaar Ouders met elkaar Kind met ouders Kind met schoolvrienden
1939 61,5% 23,6% 10,9%
1963 8,1% 1,3% 0,1%

Het Nedersaksisch lijkt sinds het begin van de 21e eeuw bezig met een bewust georganiseerde heropleving in erkenning als cultureel erfgoed. Er worden in toenemende mate culturele activiteiten georganiseerd en het Nedersaksisch wordt steeds vaker ingezet in politiek en marketing.

In 2008 liet de Twents/Sallandse gemeente Rijssen-Holten bekendmaken dat ze officieel tweetalig zijn.[60] Bezoekers van de gemeentebalie kunnen ervoor kiezen om in het Nederlands of Nedersaksisch geholpen te worden.

Tijdens de 2012-editie van het nationale liefdadigheidsevenement 'Het Glazen Huis' van nationale radiozender 3FM presenteerde radio-dj Michiel Veenstra een uur lang in het Twents.[61]

In 2012 en 2013 gebruikten verschillende commerciële instanties het Nedersaksisch in hun reclames. Voorbeelden hiervan zijn MoneyBird[62] en RegioBank[63]

In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 gebruikten veel lokale politieke partijen het Nedersaksisch om bij de inwoners gehoord te worden. De Groningse gemeente Eemsmond riep haar inwoners zelfs met de Groningstalige verkiezingsrap Nait stemmen, nait soezen op om te gaan stemmen.[64]

Op de website van de provincie Overijssel werd ook in 2014 een oproep geplaatst om het Nedersaksisch in het onderwijs te introduceren.[65]

Juridische status

[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland erkent het Nedersaksisch als taal en zegt er beperkte steun aan toe, al is deze steun volgens de Raad van Europa onvoldoende.[66] Sinds 1998 is het Nedersaksisch als taal erkend onder Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, waarbij deel II van toepassing is verklaard (minder verplichtingen dan onder deel III). In 2018 trad het Convenant Nedersaksisch in werking, waarbij de regionale overheden in het Nedersaksischtalige deel van Nederland zich verplichten tot inspanningen voor behoud en bevordering van het Nedersaksisch. Daarbij kan het ministerie van Binnenlandse Zaken een ondersteunende rol spelen.[67] De Wet op het primair onderwijs van 1998 biedt ruimte voor het onderwijzen van Nedersaksisch.

Enkele karakteristieken

[bewerken | brontekst bewerken]

(Noot: deze kenmerken zijn opgeschreven door een moedertaalspreker van het Sallands met Oost-Veluwse en Drentse wortels. Alles wat wordt genoemd is derhalve Nedersaksisch, maar hoeft niet voor alle dialecten te gelden (of zelfs maar een weergave van "zuiver" Sallands te zijn). Het Gronings vormt de grootste uitzondering op veel van deze regels en daarom wordt het vaak bij het Nederduits ingedeeld.

  • Behoud van de /l/ in -ol(d/t)- clusters waar het Nederlands diftongeert naar ou (old = oud, kold = koud, holt = hout, zie ook plaatsnamen als Holten, Oldenzaal en Steenwijkerwold). In het West-Veluws, maar ook in Kuinre, Blokzijl en Blankenham wordt echter de /ou/ gebruikt (koud, hout etc.)
  • De in de middeleeuwen ook in het Nederlands nog aanwezige /i/ is niet gediftongeerd naar ij (kiekn = kijken), maar niet in alle woorden.[68]
  • Een -n of -ng aan het eind van een lettergreep wordt genasaliseerd, wat wil zeggen dat de nasale medeklinker zelf niet echt wordt uitgesproken maar min of meer deel uitmaakt van de voorafgaande klanken, zoals dit op grote schaal in de geschiedenis van het Frans is gebeurd. Dit verschijnsel strekt zich ook uit tot gevallen als 'jaagn' (jagen), dat als /ja:əŋ(n)/ wordt uitgesproken
  • Intervocalische z, g, v vallen weg met verlenging van de voorgaande klinker (wezen → wên, wagen → /wa:əŋ/, Deventer → Dêmter). Merk op dat de verdwenen medeklinker wel invloed uitgeoefend heeft op de medeklinker die volgt: de -n van 'wagen' wordt door de -g- een /ŋ/, de -n- van 'Deventer' wordt door de -v- een /m/.
  • Nederlands 'er' → Nedersaksisch 'ar' of 'är' (barg = berg, karke = kerk); Nederlands 'ui' → Nedersaksisch 'uu' of 'oe' → (boek = buik, roete = ruit, uut = uit). Het Veluws (vooral het West-Veluws) geldt als uitzondering op deze regel, in plaats van de korte /a/-klank wordt de lange /aa/-klank gebruikt (baarg, kaark)
  • Een -r- aan het eind van een woord of vóór een -t- verliest zijn stem en wordt tot een soort -h-, net als in het Duits en (Brits) Engels (sport → spoht, doar → /dɔːə/)
  • Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden, vooral die met een eenlettergrepige stam, behouden in het enkelvoud een uitgang op -e (karke [v] vs. barg [m]). In het Veluws is dit niet het geval (kaark en baarg) in sommige dialecten zegt men echter wel 'schoele' of 'grege'.
  • Zelfstandige naamwoorden met een o, oo of oe in de stam krijgen een umlaut in het verkleinwoord (hoed → huudtien of heudjen, hond → höndtien of hundjen, boek → buukien of beukske, bok → bökkien)
  • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden krijgen een umlaut (holt → höltn = hout, houten)
  • Objectsvorm van het persoonlijk voornaamwoord wordt veelal gebruikt in plaats van 'zich' (hee wast 'm = hij wast zich)
  • Net als in het Oudsaksisch en Oudengels wordt in sommige streken 'hee' voor zowel 'hij' als 'zij' (ev.) gebruikt. Dit kan soms tot verwarring leiden: wie wast wie in 'hee wast 'm'? Hij zich? Hij hem? Zij zich? Hij haar? Of zij hem?
  • De onvoltooid tegenwoordige tijd van het regelmatige werkwoord gaat in de zuidelijke Nedersaksische dialecten uit op -t in alle personen behalve de eerste enkelvoud: ik warke, ie warkt, hee warkt; wy warkt, ule warkt, zy warkt (ik werk etc.).

In sommige dialecten is het ik wark, ie warken, hee warkt etc., hoorbaar in liedjes van Skik en Daniël Lohues. In de noordelijke dialecten is dit in de als eerste genoemde gevallen altijd -n. In het Gronings is het ik waark, doe waarkst, hai waarkt, wie waarken, joe waarken, sai waarken. Deze isoglosse heet Eenheids-pluralislijn of Rijn-IJssellinie.

  • De infinitief kent altijd de uitgang -n (kykn = kijken), die onder invloed van de laatste medeklinker van de stam van het werkwoord kan worden uitgesproken als /m/ na een labiaal (loopn) of /ng/ na een gutturaal (jaegn)
  • De derde persoon enkelvoud o.t.t. van een sterk werkwoord krijgt geen -t uitgang, maar wordt gevormd door de stamklinker te verkorten (kiekn → hee kik = hij kijkt)

Varianten van het Nedersaksisch

[bewerken | brontekst bewerken]
Verspreiding van het Nedersaksisch over de wereld
Indeling van het Nedersaksisch in Europa

Over de indeling van het Nedersaksisch bestaat geen eenstemmigheid. Bovendien lopen veel dialectgebieden over de grens door. Zo vormt het Gronings (met name het Oldambtsters) met het Oostfries één dialectgebied, het Twents en het Achterhoeks sluiten aan bij het Westfaals. Dit geldt ook voor provinciegrenzen. Zo wordt het Veenkoloniaals gesproken in de Groninger Veenkoloniën, maar ook in het noordelijke en oostelijke deel van de Drentse Veenkoloniën: de Drentse Monden. Dit wordt verklaard door de migratie van veenarbeiders vanuit Groningen. Van Barger-Compascuum en Zwartemeer tot en met Veenoord spreekt men varianten van het Zuid-Drents, veelal met invloeden vanuit Emsland. Interessant is ook het verschil tussen plaatsen waar men verwantschap zou verwachten door de naam; Weerdinge (Drents) en Nieuw-Weerdinge (Veenkoloniaals) of Schoonebeek (protestant-christelijk en Drents) en Nieuw-Schoonebeek (rooms-katholiek en Drents met veel Emslandse invloeden). Die invloeden zijn een gevolg van de immigratie van rooms-katholieke Emslanders in de 19de eeuw.

Zie Nederlands-Nedersaksisch voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Dialectkaart van Jo Daan

[bewerken | brontekst bewerken]

De onderstaande indeling is gebaseerd op de dialectkaart van Jo Daan.[69]

De indeling van Jo Daan wordt het meest gehanteerd door de Nedersaksische streektaalorganisaties. De indeling die door de meeste mensen gebruikt wordt, verschilt hier wel wat van. Zo wordt het Westerkwartiers tot het Gronings gerekend, het Twents-Graafschaps tot het Twents en de Gelders-Overijsselse dialecten worden als aparte dialecten beschouwd. Het Noord-, Midden- en Zuid-Drents worden vaak gezien als dialecten van het Drents.

Het Nedersaksische taalgebied in Nederland
Indeling van het Nedersaksisch taalgebied in Nederland en aangrenzende gebieden in Duitsland

Uit onderzoek blijkt dat ondanks het uit elkaar groeien van het Nederlands-Nedersaksisch en het Duits Nedersaksisch richting het Standaardnederlands en Hoogduits de wederzijdse verstaanbaarheid niet per se aangetast wordt en dat de basis hetzelfde blijft.[70]

Het Nedersaksische gebied is ongeveer het oude Saksische woongebied voor de tijd van voor de oostkolonisatie, dat wil dus zeggen tot aan oostelijk Holstein en de Elbe. Van daaruit verder naar het oosten is het Oost-Nederduitse gebied ontstaan, namelijk door de zogenaamde 'oostkolonisatie' in de Middeleeuwen. Er is bij het ontstaan van die dialecten in en na de 12de eeuw weinig taalgoed van de oorspronkelijke Slavische bevolking meegenomen, met uitzondering van vele topografische namen. Tussen het Nedersaksisch en de oostelijke (Oost-Nederduitse) dialecten is overigens geen principiële grens te trekken. Doordat er ook kolonisten uit streken ten westen van het Nedersaksisch gebied betrokken waren, zoals Vlamingen, Hollanders en Friezen, zijn er in sommige Oost-Nederduitse dialecten wel in engere zin 'Nederlandse' invloeden te bespeuren.[71]

Het belangrijkste verschil tussen het Nedersaksisch en het Oost-Nederduits zijn te vinden in de uitgangen van werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (praesens). Het Nedersaksisch heeft over het algemeen een uitgang op -et, het Oost-Nederduits op -en. Bijvoorbeeld: wi, ji, se hebb(e)t in het Nedersaksisch, wi, ji, se hebben in het Oost-Nederduits.[71]

Taalvoorbeelden

[bewerken | brontekst bewerken]

Platt, Nedersaksen/Sleeswijk-Holstein, Duitsland:

Unse Vader in' Himmel!
Laat hilligt warrn dienen Namen.
Laat kamen dien Riek.
Laat warrn dienen Willen so as in'n Himmel,
so ok op de Eerd.
Uns' dääglich Brood giff uns vundaag.
Un vergiff uns unse Schuld,
as wi di vergeben hebbt,
de an uns schüllig sünd.
Un laat uns nich versöcht warrn.
Mak uns frie vun dat Böse.
Aam

Hardenberg, Overijssel/Salland, Nederland:

Oons Va in d'hemel,
Oen name wörd eheiligd;
Oen Keuninkriek kump;
Oen wille wörd edoane,
zo as in d'hemel, zo ok op d'eerde.
Geef oons vandage 't neudige stoete;
en vergeef oons oonze zunden,
net asse wi-j vergeeft,
’n aander oons an-edoane hef.;
loat oons nie in verleiding kommen,
mar verlös oons van't kwoade.
Want van OE is 't Keuninkriek
de kracht en de heerlikheid
noe en in alle dagen.
Aam'n.

Winterswijk, Achterhoek/Gelderland, Nederland:

Unzen Vader in de hemelen,
laot dienen name eheiligd worden;
laot dien könninkriek kommen;
laot dienen wille gebeuren
op de earde zo as in den hemel.
Gef uns no uns dageliks brood
en vergef uns unze scholden
zo as ok wi'j vergaevet
wel bi'j uns in de schold steet;
en breng uns neet in verzeuking,
maor maak uns vri'j van 't kwaod.
Want van Di'j is 't könninkriek
en de krach en de glorie
no en alle dage.
Amen.

(NB bovenstaande versies gelden niet voor het gehele genoemde gebied, regionale variaties zijn eerder regel dan uitzondering)

Lied: Ain boer wol noar zien noaber tou

[bewerken | brontekst bewerken]

(lied; elke twee regels worden 1 keer herhaald - Gronings)

Ain boer wol noar zien noaber tou
Hai, boer, hai!
Zien wief dai wol met hom goan
Dom, dom, dom, dai!

Nee, wief, doe most toeze bliev'n
Hai, boer, hai!
Most spinn'n en naai'n van
Dom, dom, dom, dai!

Dou boer weer in hoeze kwam
Hai, boer, hai!
Zee'e: Wief, wat hestoe wel doan
Dom, dom, dom, dai!

Moar 't wief kreeg tou bèrre stok
Hai, boer, hai!
En sloug hom dou op zien kop
Dom, dom, dom, dai!

En boer gong noar zien noaber kloag'n
Hai, boer, hai!
Mien wief het mie op kop sloag'n
Dom, dom, dom, dai!

En noaber zee: Net ziezo,
Hai, boer, hai!
Mien wief dai dut krek ziezo
Dom, dom, dom, dai!
[bewerken | brontekst bewerken]