Japanse jaartelling
Nengō (年号, letterlijk: "jaar nummer"), ook wel bekend als gengō 元号, is de benaming voor tijdperken in de Japanse kalender. Dit jaartelling-systeem werd geïntroduceerd gedurende het regentschap van Shōtoku Taishi, en wordt ook nu nog steeds gebruikt. Sinds 1873 zijn de maanden hetzelfde als in de gregoriaanse kalender.
Inleiding
[bewerken | brontekst bewerken]De nengō is het eerste deel van twee elementen die gebruikt worden om een jaartal uit de Japanse jaartelling te identificeren. Het tweede element is een getal dat het aantal jaren sinds het begin van het tijdperk aangeeft. Om dit te illustreren kunnen we het jaar 2014 als voorbeeld nemen. De Heiseiperiode begon in 1989; dit was het jaar Heisei 1. Het jaar 2014 Is dus Heisei 26. Elk tijdperk in Japan wordt traditioneel gerekend vanaf de troonsbestijging van de nieuwe keizer.
De Heiseiperiode is in 2019 na het aftreden van keizer Akihito op 30 april geëindigd. Het is vermeldenswaardig dat het heel waarschijnlijk is dat Keizer Akihito na zijn dood volgens de traditie de bijnaam of titel "Keizer Heisei" zal krijgen, in tegenstelling tot zijn oude aanspreektitel "Zijne Keizerlijke Majesteit" (天皇陛下 Tennō Heika).
De laatste vier tijdperken sinds het einde van de Edo-periode in 1868 kunnen worden afgekort door de eerste letter van hun geromaniseerde namen. S55 duidt bijvoorbeeld op Shōwa 55 (d.w.z. 1980), en H22 staat voor Heisei 22 (2010). Met zijn 64 jaar is de Shōwaperiode tot nu toe het langste tijdperk.
Geschiedenis van de nengō
[bewerken | brontekst bewerken]Oorsprong en belang in het heden
[bewerken | brontekst bewerken]Zoals in vele andere Oost-Aziatische gebieden, werd het gebruik van nengō (Pinyin: niánhào) oorspronkelijk afgeleid van de Chinese imperialistische praktijk. Hoewel de nengō jaartelling tijdens het regentschap van Prins Shōtoku Taishi (593-621) in Japan werd geïntroduceerd, droeg deze periode nog geen erkende benaming. In deze tijd werd er namelijk gebruik gemaakt van de Chinese lunisolaire kalender. Het nengō systeem werd pas officieel door Japan geadopteerd in het jaar 645. Aan het einde van de zevende eeuw werd de jaartelling heel even onderbroken, om reeds in 701 terug hervat te worden, en tot op de dag van vandaag verder te bestaan.
Het Japanse systeem blijft compleet onafhankelijk van de Chinese, Koreaanse en Vietnamese benoemingssystemen. Op 1 januari 1873 introduceerde Keizer Meiji (Mutsuhito 睦仁) samen met zijn eigen nieuwe periode wel de gregoriaanse kalender, maar in tegenstelling tot sommige andere soortgelijke systemen, wordt de Japanse benaming voor de tijdperken ook nu nog steeds actief gebruikt. Vele overheidsgebouwen vereisen doorgaans de volledige jaartelling volgens het Japanse systeem in officiële documenten. Het alledaagse gebruik van de nengō benamingen is sterk aanwezig, maar het zorgt tegelijk ook voor een controversieel onderwerp in Japan. Er zijn namelijk tegenstanders die pleiten voor een afschaffing van de praktijk. Zij vinden dat dit systeem niet interessant is voor het hedendaagse Japan en haar internationale relaties. Hiernaast zijn ze van mening dat de huidige, symbolische rol van de keizer hier ook niet meer mee overeenkomt.
Speciale gebeurtenissen
[bewerken | brontekst bewerken]- Prins Shōtoku Taishi (593-621) introduceert onofficieel het begrip en principe van de nengō.
- Eerste officiële gebruik van de nengō in 645. Inluiding van de Taika-periode.
- Onderbreking van het gebruik van de nengō tussen 654 en 701.
- Keizer Monmu herneemt deze tamelijk recente traditie een aantal jaar na zijn troonsbestijging, in het jaar 701, met de inluiding van de Taihō-periode.
- In de Nanboku-chō-periode (1336-1392) werd, na de mislukte Kenmu-restauratie, het Keizerlijke hof opgesplitst in een Noordelijk en Zuidelijk hof. Beide hoven vochten gedurende een periode van vijftig jaar en kozen afzonderlijk hun nengō.
- Keizer Meiji luidt in 1868 het begin van de Meiji-periode in. Hij adopteert hierbij ook het issei-ichigen 一世一元 systeem, waarbij tijdperk namen enkel veranderden bij keizerlijke successie.
- Deze moderne regels omtrent de benaming van de tijdperken werden pas in 1979 geformaliseerd bij het opmaken van de gengō-hō 元号法. Deze wet zorgde ervoor dat men sinds 1868 enkel 4 nengō heeft gebruikt, telkens overeenstemmend met de heerschappij van één enkele keizer.
Bepaling van nengō
[bewerken | brontekst bewerken]Voorafgaand aan de Meiji-periode werd een nieuw tijdperk meestal uitgeroepen binnen een jaar of twee na de troonsbestijging van een nieuwe keizer. Maar deze nengō konden onderworpen worden aan frequente veranderingen. Hoewel de Keizer zeker het recht had deze veranderingen zelf in te voeren, werden deze vaak enkel gemaakt na besprekingen en deliberaties met zijn ambtenaren. Tussen de 12de en het midden van de 19de eeuw hadden de opeenvolgende shogunaten een aanzienlijke invloed die ze uitoefenden bij de selectie van een nieuwe nengō.
Men veranderde de benaming van een tijdperk vaak ten gevolge van andere gelukkige gebeurtenissen of natuurrampen. Ook was het niet ongebruikelijk om een nieuw tijdperk aan te wijzen op de eerste, vijfde of het 58ste jaar van de zestigjarige cyclus, omdat deze onheilspellende jaren waren in Onmyōdō. Deze drie jaren zijn respectievelijk bekend als kakurei 革令, kakuun 革運 en kakumei 革命, en gezamenlijk staan ze bekend als Sankaku 三革.
Volgens de traditie, start de eerste dag van een nieuwe nengō, de gannen 元年, wanneer de keizer dit kiest; en het eerste jaar gaat door tot het volgende Lunair of Chinees Nieuwjaar, dan spreken we namelijk van het begin van het tweede jaar van de nengō. In modern Japan echter, start de gannen 元年 meteen na de troonsbestijging van de nieuwe keizer en eindigt het eerste jaar op 31 december om nadien de gregoriaanse kalender te volgen.
De benaming van deze tijdperken is vaak een uiting van de hoop op een voorspoedig regentschap, terwijl anderen dan weer hun naam krijgen vanwege een belangrijke gebeurtenis. De Nengō Wado 年号和銅 in de Nara periode, (letterlijk: tijdperk van het koper; koperen tijdperk) werd bijvoorbeeld zo genoemd vanwege de ontdekking van koperneerslag in Chichibu.
De meeste nengō zijn samengesteld uit twee kanji, maar voor een korte tijd, namelijk tijdens de Nara-periode, werden er soms vier-kanji aangenomen om de Chinese trend te volgen. Tenpyō Kanpō 天平感宝, Tenpyō Shohō 天平勝宝, Tenpyō Hōji 天平宝字 en Tenpyō Jingō 天平神護 zijn een aantal beroemde nengō die vier tekens gebruiken.
Lijst van nengō
[bewerken | brontekst bewerken]Tijd | Nengō | Kanji |
---|---|---|
645–650 | Taika | 大化 |
650-654 | Hakuchi | 白雉 |
686 | Shuchō | 朱鳥 |
701–704 | Taihō | 大宝 |
704–708 | Keiun | 慶雲 |
708–715 | Wadō | 和銅 |
Tijd | Nengō | Kanji |
---|---|---|
715–717 | Reiki | 霊亀 |
717–724 | Yōrō | 養老 |
724–729 | Jinki | 神亀 |
729–749 | Tenpyō | 天平 |
749 | Tenpyō-kanpō | 天平感宝 |
749–757 | Tenpyō-shōhō | 天平勝宝 |
757–765 | Tenpyō-hōji | 天平宝字 |
765–767 | Tenpyō-jingo | 天平神護 |
767–770 | Jingo-keiun | 神護景雲 |
770–781 | Hōki | 宝亀 |
781–782 | Ten'ō | 天応 |
782–806 | Enryaku | 延暦 |
Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
806–810 | Daidō | 大同 | 990–995 | Shōryaku | 正暦 | 1113–1118 | Eikyū | 永久 | ||
810–824 | Kōnin | 弘仁 | 995–999 | Chōtoku | 長徳 | 1118–1120 | Gen'ei | 元永 | ||
824–834 | Tenchō | 天長 | 999–1004 | Chōhō | 長保 | 1120–1124 | Hōan | 保安 | ||
834–848 | Jōwa | 承和 | 1004–1012 | Kankō | 寛弘 | 1124–1126 | Tenji | 天治 | ||
848–851 | Kajō | 嘉祥 | 1012–1017 | Chōwa | 長和 | 1126–1131 | Daiji | 大治 | ||
851–854 | Ninju | 仁寿 | 1017–1021 | Kannin | 寛仁 | 1131–1132 | Tenshō | 天承 | ||
854–857 | Saikō | 斉衡 | 1021–1024 | Jian | 治安 | 1132–1135 | Chōshō | 長承 | ||
857–859 | Ten'an | 天安 | 1024–1028 | Manju | 万寿 | 1135–1141 | Hōen | 保延 | ||
859–877 | Jōgan | 貞観 | 1028–1037 | Chōgen | 長元 | 1141–1142 | Eiji | 永治 | ||
877–885 | Gangyō | 元慶 | 1037–1040 | Chōryaku | 長暦 | 1142–1144 | Kōji | 康治 | ||
885–889 | Ninna | 仁和 | 1040–1044 | Chōkyū | 長久 | 1144–1145 | Ten'yō | 天養 | ||
889–898 | Kanpyō | 寛平 | 1044–1046 | Kantoku | 寛徳 | 1145–1151 | Kyūan | 久安 | ||
898–901 | Shōtai | 昌泰 | 1046–1053 | Eishō | 永承 | 1151–1154 | Ninpei | 仁平 | ||
901–923 | Engi | 延喜 | 1053–1058 | Tengi | 天喜 | 1154–1156 | Kyūju | 久寿 | ||
923–931 | Enchō | 延長 | 1058–1065 | Kōhei | 康平 | 1156–1159 | Hōgen | 保元 | ||
931–938 | Jōhei | 承平 | 1065–1069 | Jiryaku | 治暦 | 1159–1160 | Heiji | 平治 | ||
938–947 | Tengyō | 天慶 | 1069–1074 | Enkyū | 延久 | 1160–1161 | Eiryaku | 永暦 | ||
947–957 | Tenryaku | 天暦 | 1074–1077 | Jōhō | 承保 | 1161–1163 | Ōhō | 応保 | ||
957–961 | Tentoku | 天徳 | 1077–1081 | Jōryaku | 承暦 | 1163–1165 | Chōkan | 長寛 | ||
961–964 | Ōwa | 応和 | 1081–1084 | Eihō | 永保 | 1165–1166 | Eiman | 永万 | ||
964–968 | Kōhō | 康保 | 1084–1087 | Ōtoku | 応徳 | 1166–1169 | Nin'an | 仁安 | ||
968–970 | Anna | 安和 | 1087–1094 | Kanji | 寛治 | 1169–1171 | Kaō | 嘉応 | ||
970–973 | Tenroku | 天禄 | 1094–1096 | Kahō | 嘉保 | 1171–1175 | Jōan | 承安 | ||
973–976 | Ten'en | 天延 | 1096–1097 | Eichō | 永長 | 1175–1177 | Angen | 安元 | ||
976–978 | Jōgen | 貞元 | 1097–1099 | Jōtoku | 承徳 | 1177–1181 | Jishō | 治承 | ||
978–983 | Tengen | 天元 | 1099–1104 | Kōwa | 康和 | 1181–1182 | Yōwa | 養和 | ||
983–985 | Eikan | 永観 | 1104–1106 | Chōji | 長治 | 1182–1184 | Juei | 寿永 | ||
985–987 | Kanna | 寛和 | 1106–1108 | Kashō | 嘉承 | 1184–1185 | Genryaku | 元暦 | ||
987–988 | Eien | 永延 | 1108–1110 | Tennin | 嘉承 | |||||
988–990 | Eiso | 永祚 | 1110–1113 | Ten'ei | 天永 |
Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1185–1190 | Bunji | 文治 | 1234–1235 | Bunryaku | 文暦 | 1293–1299 | Einin | 永仁 | ||
1190–1199 | Kenkyū | 建久 | 1235–1238 | Katei | 嘉禎 | 1299–1302 | Shōan | 正安 | ||
1199–1201 | Shōji | 正治 | 1238–1239 | Ryakunin | 暦仁 | 1302–1303 | Kengen | 乾元 | ||
1201–1204 | Kennin | 建仁 | 1239–1240 | En'ō | 延応 | 1303–1306 | Kagen | 嘉元 | ||
1204–1206 | Genkyū | 元久 | 1240–1243 | Ninji | 仁治 | 1306–1308 | Tokuji | 徳治 | ||
1206–1207 | Ken'ei | 建永 | 1243–1247 | Kangen | 寛元 | 1308–1311 | Enkyō | 延慶 | ||
1207–1211 | Jōgen | 承元 | 1247–1249 | Hōji | 宝治 | 1311–1312 | Ōchō | 応長 | ||
1211–1213 | Kenryaku | 建暦 | 1249–1256 | Kenchō | 建長 | 1312–1317 | Shōwa | 正和 | ||
1213–1219 | Kempo | 建保 | 1256–1257 | Kōgen | 康元 | 1317–1319 | Bunpō | 文保 | ||
1219–1222 | Jōkyū | 承久 | 1257–1259 | Shōka | 正嘉 | 1319–1321 | Gen'ō | 元応 | ||
1222–1224 | Jōō | 貞応 | 1259–1260 | Shōgen | 正元 | 1321–1324 | Genkō | 元亨 | ||
1224–1225 | Gennin | 元仁 | 1260–1261 | Bun'ō | 文応 | 1324–1326 | Shōchū | 正中 | ||
1225–1227 | Karoku | 嘉禄 | 1261–1264 | Kōchō | 弘長 | 1326–1329 | Karyaku | 嘉暦 | ||
1227–1229 | Antei | 安貞 | 1264–1275 | Bun'ei | 文永 | 1329–1331 | Gentoku | 元徳 | ||
1229–1232 | Kangi | 寛喜 | 1275–1278 | Kenji | 建治 | 1331–1334 | Genkō | 元弘 | ||
1232–1233 | Jōei | 貞永 | 1278–1288 | Kōan | 弘安 | 1332–1333 | Shōkyō | 正慶 | ||
1233–1234 | Tenpuku | 天福 | 1288–1293 | Shōō | 正応 |
Noordelijk Hof | vs. | Zuidelijk Hof | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | |
1334–1338 | Kemmu | 建武 | 1334–1336 | Kemmu | 建武 | |
1338–1342 | Ryakuō | 暦応 | 1336–1340 | Engen | 延元 | |
1342–1345 | Kōei | 康永 | 1340–1346 | Kōkoku | 興国 | |
1345–1350 | Jōwa | 貞和 | 1346–1370 | Shōhei | 正平 | |
1350–1352 | Kannō | 観応 | 1370–1372 | Kentoku | 建徳 | |
1352–1356 | Bunna | 文和 | 1372–1375 | Bunchū | 文中 | |
1356–1361 | Enbun | 延文 | 1375–1381 | Tenju | 天授 | |
1361–1362 | Kōan | 康安 | 1381–1384 | Kōwa | 弘和 | |
1362–1368 | Jōji | 貞治 | 1384–1392 | Genchū | 元中 | |
1368–1375 | Ōan | 応安 | ||||
1375–1379 | Eiwa | 永和 | ||||
1379–1381 | Kōryaku | 康暦 | ||||
1381–1384 | Eitoku | 永徳 | ||||
1384–1387 | Shitoku | 至徳 | ||||
1387–1389 | Kakei | 嘉慶 | ||||
1389–1390 | Kōō | 康応 | ||||
1390–1394 | Meitoku | 明徳 |
Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | |
---|---|---|---|---|---|---|
1394–1428 | Ōei | 応永 | 1469–1487 | Bunmei | 文明 | |
1428–1429 | Shōchō | 正長 | 1487–1489 | Chōkyō | 長享 | |
1429–1441 | Eikyō | 永享 | 1489–1492 | Entoku | 延徳 | |
1441–1444 | Kakitsu | 嘉吉 | 1492–1501 | Meiō | 明応 | |
1444–1449 | Bun'an | 文安 | 1501–1521 | Bunki | 文亀 | |
1449–1452 | Hōtoku | 宝徳 | 1504–1521 | Eishō | 永正 | |
1452–1455 | Kyōtoku | 享徳 | 1521–1528 | Daiei | 大永 | |
1455–1457 | Kōshō | 康正 | 1528–1532 | Kyōroku | 享禄 | |
1457–1460 | Chōroku | 長禄 | 1532–1555 | Tenbun | 天文 | |
1460–1466 | Kanshō | 寛正 | 1555–1558 | Kōji | 弘治 | |
1466–1467 | Bunshō | 文正 | 1558–1570 | Eiroku | 永禄 | |
1467–1469 | Ōnin | 応仁 | 1570–1573 | Genki | 元亀 |
Tijd | Nengō | Kanji |
---|---|---|
1573–1592 | Tenshō | 天正 |
1592–1596 | Bunroku | 文禄 |
1596–1615 | Keichō | 慶長 |
Tijd | Nengō | Kanji | Tijd | Nengō | Kanji | |
---|---|---|---|---|---|---|
1615–1624 | Genna | 元和 | 1748–1751 | Kan'en | 寛延 | |
1624–1644 | Kan'ei | 寛永 | 1751–1764 | Hōreki | 宝暦 | |
1644–1648 | Shōhō | 正保 | 1764–1772 | Meiwa | 明和 | |
1648–1652 | Keian | 慶安 | 1772–1781 | An'ei | 安永 | |
1652–1655 | Jōō | 承応 | 1781–1789 | Tenmei | 天明 | |
1655–1658 | Meireki | 明暦 | 1789–1801 | Kansei | 寛政 | |
1658–1661 | Manji | 万治 | 1801–1804 | Kyōwa | 享和 | |
1661–1673 | Kanbun | 寛文 | 1804–1818 | Bunka | 文化 | |
1673–1681 | Enpō | 延宝 | 1818–1830 | Bunsei | 文政 | |
1681–1684 | Tenna | 天和 | 1830–1844 | Tenpō | 天保 | |
1684–1688 | Jōkyō | 貞享 | 1844–1848 | Kōka | 弘化 | |
1688–1704 | Genroku | 元禄 | 1848–1854 | Kaei | 嘉永 | |
1704–1711 | Hōei | 宝永 | 1854–1860 | Ansei | 安政 | |
1711–1716 | Shōtoku | 正徳 | 1860–1861 | Man'en | 万延 | |
1716–1736 | Kyōhō | 享保 | 1861–1864 | Bunkyū | 文久 | |
1736–1741 | Genbun | 元文 | 1864–1865 | Genji | 元治 | |
1741–1744 | Kanpō | 寛保 | 1865–1868 | Keiō | 慶応 | |
1744–1748 | Enkyō | 延享 |
Modern Japan
[bewerken | brontekst bewerken]Tijd | Nengō | Kanji | Betekenis |
---|---|---|---|
1868–1912 | Meiji | 明治 | verlichte heerschappij |
1912–1926 | Taishō | 大正 | grootse gerechtigheid |
1926–1989 | Shōwa | 昭和 | verlichting en harmonie |
1989–30 april 2019 | Heisei | 平成 | het bereiken van vrede |
vanaf 1 mei 2019 | Reiwa | 令和 | orde en eendracht |
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is (gedeeltelijk) overgenomen van de pagina Nengō op de wiki van Japanse geschiedenis van de opleiding Japanse studies aan de KU Leuven, die onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding – GelijkDelen 2.0 valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar voor een lijst met auteurs.