[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Duinbekermos

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Duinbekermos
Duinbekermos
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Ascomycota
Onderstam:Pezizomycotina
Klasse:Lecanoromycetes
Onderklasse:Lecanoromycetidae
Orde:Lecanorales
Familie:Cladoniaceae
Geslacht:Cladonia
Soort
Cladonia pocillum
(Ach.) O.J. Rich. (1877)
Duinbekermos
Synoniemen

Cladonia pyxidata subsp. pocillum
Cladonia pyxidata var. pocillum

Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Duinbekermos op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

Het duinbekermos (Cladonia pocillum, synoniem: Cladonia pyxidata) is een korstmos uit de familie Cladoniaceae. Het komt alleen voor op plekken met kalkrijk zand. Deze soort groeit vaak in de buurt van vals rendiermos (Cladonia rangiformis). Kenmerkend voor deze soort zijn de platliggende, samengesmolten grondschubben, de schotelvormige, beschorste korrels aan de binnenzijde van de beker en het ontbreken van sorediën.

Uiterlijke kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

Het duinbekermos is een zeer variabel korstmos dat grijsgroen tot grijsbruin kan zijn en gewoonlijk vrij brede bekervormige structuren vormt op een korte steel. De podetia (bekers) zijn meestal grijs, maar op zonnige plaatsen kunnen deze ook bruinachtig gekleurd zijn. De steel is tot 0,5 tot 1,5 cm hoog en verandert langzaam in een beker van 3 tot 6 mm breed. De rand van de beker is bezet met kleine, donkerbruine pycnidia.

Er zijn ook basale, dichte, kleine blaadjesachtige structuren die meestal een beetje opgerold zijn en ook grijsgroen van kleur zijn. Deze bebladering bevindt zich aan de binnen- en buitenkant en heeft een diameter van 2 tot 5 mm lang en 1 tot 3 mm breed. De vorming van apothecia is relatief zeldzaam. Deze zijn meestal gesteeld en bruinachtig en hebben een diameter van 0,5 tot 5 mm.

Kenmerkend voor het duinbekermos zijn de platliggende samengesmolten grondschubben.

Het heeft de volgende kenmerkende kleurreacties: K- of K+ (geel), C-, KC-, P+ (rood), UV-.

Microscopische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

In één ascus zitten acht kleurloze eencellige sporen met afmetingen van 9-15 × 3,5-4 μm.

Het komt voor op alle continenten van de wereld, inclusief Antarctica, het Noordpoolgebied en vele eilanden. Het is het meest talrijk in gebieden met een koud en gematigd klimaat. In Nederland komt het zeldzaam voor. Het staat op de rode lijst met de status 'kwetsbaar'. Bekende vindplaatsen zijn de kalkrijke duinen en opgespoten schelpzand en mergel (Limburg).