fakkel
Niet te verwarren met: Fackel |
- fak·kel
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toorts’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Oude ontlening, via vulgair Latijn facla, aan klassiek Latijn facula [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fakkel | fakkels |
verkleinwoord | fakkeltje | fakkeltjes |
- staaf of stok die aan de bovenkant in een brandbare stof gedrenkt is, brandend zorgt het voor verlichting
- ▸ Aan de overkant van de gracht sluimerden de ommuurde tuinen van Papadopoli, waar gemaskerde gasten van geheime feesten bij het vuur van fakkels als schimmen verschenen, gehuld in de zwarte mantel van de nacht.[3]
1. staaf of stok die aan de bovenkant in een brandbare stof gedrenkt is, brandend zorgt het voor verlichting
- Het woord fakkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fakkel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fakkel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fakkel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
IPA: / ˈfɑgəl /
- fak·kel
- Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Fackel, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord facula (= kleine fakkel) komt en de verkleinvorm van fax (= fakkel) is
Naar frequentie | 22939 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fakkel | faklen ook: fakkelen |
fakler | faklerne |
genitief | fakkels | faklens ook: fakkelens |
faklers | faklernes |
fakkel, g
- fakkel in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
IPA: / ˈfɑkəl /
- fak·kel
- Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Fackel, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord facula (= kleine fakkel) komt en de verkleinvorm van fax (= fakkel) is
Naar frequentie | 33657 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fakkel | fakkelen | fakler | faklene |
genitief | fakkels | fakkelens | faklers | faklenes |
fakkel, m
IPA: / ˈfɑkəl /
- fak·kel
- Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Fackel, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord facula (= kleine fakkel) komt en de verkleinvorm van fax (= fakkel) is
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fakkel | fakkelen | faklar | faklane |
fakkel, m