[go: up one dir, main page]

  • eind
enkelvoud meervoud
naamwoord eind einden
verkleinwoord eindje eindjes

het eindo

  1. een afstand van beperkte lengte
    • Hij liep een eind en keerde dan weer terug. 
     Ik wachtte een paar minuten tot de kust echt veilig was. Toen nam ik een reusachtige sprong en rende een heel eind verder.[2]
  2. een kort stukje
    • Ik maakte het pakje dicht met een eindje touw 
    • Het is nog maar een klein eindje lopen dan zijn we thuis. 
     Niet voor niks ging een creatieve ondernemer als Steve Jobs altijd een eindje lopen om iets te bespreken.[2]
  3. daar waar iets ophoudt, het uiterste deel van iets
    • Het eind van het boek was heel spannend. 
  4. het moment dat iets ophoudt
    • Het eind van de film was erg voorspelbaar. 
  5. het laatste deel van iets
    • Ik ben eind juli geboren. 
  • Aan het andere eind van de wereld
Erg ver weg (evt. ook in de letterlijke betekenis
  • Aan het eind van zijn Latijn zijn
Niet meer weten wat te doen
  • Aan het kortste eind trekken
een strijd verliezen
  • Aan het langste eind trekken
een strijd winnen
  • Eind goed, al goed
Als iets gecompliceerds uiteindelijk goed afloopt, zijn ook alle bijbehorende problemen vergeten
  • Het eind zal de last dragen
Gezegd van iets (een klus e.d.) waarvan vooral het laatste deel moeilijk is
  • Op het eind van de fuik vangt men de vis
Iets lukt uiteindelijk wel als je maar lang genoeg volhoudt (≈ De aanhouder wint)
vervoeging van
einden

eind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van einden
    • Ik eind. 
  2. gebiedende wijs van einden
    • Eind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van einden
    • Eind je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. eind op website: Etymologiebank.nl
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord eind einde

eind

  1. eind