bidden

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bidden    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbɪdə(n) / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• bid·den

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘gebed richten tot God, smeken’ voor het eerst aangetroffen in 901

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
bidden	bad	gebeden
klasse 5	volledig

Werkwoord

bidden

1. inergatief (religie) in gebed zijn, een godheid iets vragen

   • Voor het slapen bid ik altijd mijn avondgebed. 

   ▸ Mijn zondagochtendlijke fietstochten leidden me de afgelopen jaren echter niet langer naar kerkgebouwen, maar ik voelde me steeds meer aangetrokken tot de natuur. Toen ik aan het lopen was, werden Yosemite en Kings Canyon mijn kathedralen. In de natuur vind ik rust en vrede om na te denken en te bidden.

2. inergatief dringend iets vragen, smeken

   • Ik heb gesmeekt en gebeden bij de gemeente om eindelijk eens die gevaarlijke spoorwegovergang te sluiten. 

3. inergatief (dierkunde) (van vogels) klapwiekend stilhangen in de lucht

   • Ik zag hoog in de lucht een valk bidden. 

Hyponiemen

• aanbidden, afbidden, meebidden, toebidden, verbidden, voorbidden

Afgeleide begrippen

   

bidbank bidbook bidcel biddag bidder bidding bidgreep bidhuis bidkapel bidkoraal bidlip bidplaats bidprent bidprentje bidsnoer bidsprinkhaan bidstoel bidstond bidvertrek bidweek

Verwante begrippen

[3] termen uit de ornithologie:

•  adelaarshorst  
•  adelaarsjong  
•  adelaarsnest  
•  akkervogel  
•  auerhaan  
•  badderen  
•  baltsroep  
•  baltsvlucht  
•  bosvogel  
•  broedpaar  
•  broedseizoen  
•  daguil  
•  dompelaar  
•  duiver  
•  eclipskleed  
•  ei  
•  eitand  
•  foerageren  
•  gakken  
•  gander  
•  ganzerik  
•  geertelsel  
•  gent  
•  haan  
•  heidevogel  
•  hen  
•  klamper  
•  koekoeksjong  
•  kuiken  
•  kustvogel  
•  moerasvogel  
•  nachtuil  
•  nachtvogel  
•  overzomeren  
•  papegaaienbek  
•  pullus  
•  roeipotig  
•  roofvogel  
•  roodhals  
•  schreeuwvogel  
•  sneeuwtrekker  
•  takkeling  
•  trekvogel  
•  tuingast  
•  tuinvogel  
•  waadpoot  
•  watervogel  
•  weidevogel  
•  winterkleed  
•  zomerkleed  
•  zwemeend  
•  zwemvogel  +

Vertalingen

    1. in gebed zijn, een godheid iets vragen   

Aino: Katakana: カムィオロイタㇰ Duits: beten (de) Engels: pray (en) Frans: prier (fr) Galicisch: orar (gl), rezar (gl)

Japans Kanji: 祈る (ja) Hiragana: いのる (ja) Rōmaji: inoru (ja) Pools: modlić się (pl) Spaans: orar (es), rezar (es) Zweeds: be (en)

    2. dringend iets vragen, smeken   

Deens: ansøge (da) Duits: bitten (de) Engels: beg (en)

Frans: prier (fr) Spaans: rogar (es), suplicar (es), conjurar (es) Zweeds: be (sv)

Gangbaarheid

• Het woord bidden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bidden" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.