afstand

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  afstand    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈɑfstɑnt/

Woordafbreking

• af·stand

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  af  en  stand 
• Naamwoord van handeling van afstaan

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	afstand	afstanden
verkleinwoord	afstandje	afstandjes

Zelfstandig naamwoord

de afstand m

1. de (meetbare) ruimte tussen twee niet samenvallende objecten

   • Van hier naar de noordpool is een behoorlijke afstand. 

   ▸ De bergpaden waren steiler, de zon heter, de slangen groter en de afstanden tussen waterpunten langer dan ik me had voorgesteld.

   ▸ Wel moesten Zweden 1,5 meter afstand van elkaar houden op straat.

2. ~ doen van iets: geen aanspraak meer doen op eigendomsrechten, schenken, doneren, cessie, geven, afstaan

   • Het meisje deed met moeite afstand van haar lievelingsbeer. 

Hyponiemen

   

beeldafstand boedelafstand brandpuntafstand brandpuntsafstand dagafstand effectafstand fietsafstand gebiedsafstand gehoorafstand gehoorsafstand gevechtsafstand gezichtsafstand hartafstand interkwartielafstand kruipafstand lange afstand loopafstand machtafstand machtsafstand middenafstand morgenafstand plantafstand pootafstand prijsafstand reactieafstand regelafstand reisafstand remafstand rijafstand schaatsafstand schootsafstand signaal-ruisafstand signaal-stoorafstand signaalruisafstand signaalstoorafstand slotafstand sprintafstand stopafstand tijdsafstand toonafstand troonafstand troonsafstand tussenafstand vluchtafstand voorwerpsafstand wandelafstand woon-werkafstand zonsafstand

Afgeleide begrippen

   

afstandbediening afstandelijk afstandentraining afstandmeter afstandmodulus afstandouder afstandsangst afstandsbaby afstandsbediening afstandsbepaling afstandsbesturing afstandschaamte afstandschot afstandscriterium afstandseis afstandsgebonden afstandsgeneeskunde afstandsgetrouw afstandshamen afstandshond afstandskind afstandsloper afstandsmaat afstandsmaatschappij afstandsmeter afstandsmodulus afstandsmoeder afstandsonderwijs afstandsouder afstandspaal afstandsrelatie afstandsrit afstandssamenleving afstandsschot afstandssensor afstandstreffer afstandsvader afstandsverklaring afstandsvlucht korteafstandloper korteafstandsloper middellangeafstandsraket

Verwante begrippen

• bewegingsleer, kinematica

eenheden van lengte (afstand) in het Nederlands (nld)
yoctometer • zeptometer • attometer • femtometer • picometer • nanometer • micrometer • millimeter • centimeter • decimeter • meter • decameter • hectometer • kilometer • megameter • gigameter • terameter • petameter • exameter • zettameter • yottameter
parsec • kiloparsec • megaparsec • gigaparsec astronomische eenheid (AE) • lichtjaar • lichtminuut • lichtseconde • lichtuur • mijl • zeemijl buiten gebruik: duim • el • roede • uur gaans • voet

Vertalingen

    1. de ruimte die zich ergens tussen bevindt   

Bulgaars: разстояние (bg) o Duits: Abstand (de) m Engels: distance (en) Fins: etäisyys (fi), välimatka (fi) Frans: distance (fr) v Indonesisch: jauh (id)

Italiaans: distanza (it) v Noors: avstand (no) Papiaments: distansia Pools: odległość (pl) v Spaans: distancia (es) v

    2. opgeven van een aanspraak   

Engels: cession (en), renunciation (en)

Spaans: cesión (es) v

Gangbaarheid

• Het woord afstand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afstand" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

afstand

1. afstand

Veluws

Zelfstandig naamwoord

afstand

1. afstand