[go: up one dir, main page]

Arrestatie van Jezus

De arrestatie of gevangenneming van Jezus is een belangrijk verhaal in het christendom. Het verhaal vindt plaats kort na het laatste avondmaal dat Jezus hield met zijn apostelen. Hij werd gevangen genomen door gewapende mannen, op verzoek van de regerende hogepriesters. Hij werd aangewezen door Judas Iskariot, een van de twaalf apostelen. Hierna volgen de verhalen over de verloochening van Petrus, het proces tegen Jezus en de dood en herrijzenis van Jezus.

De gevangenneming van Christus (1602) door Caravaggio.

Zoals geldt voor alle verhalen over Jezus wordt er een verschil gemaakt tussen de religieuze betekenis in het christendom en in historische zin. De eerste betekenis wordt vooral bepaald in de theologie. De tweede betekenis valt binnen de zoektocht naar de historische Jezus, door historici die gebruik maken van de historisch-kritische methode.

Bronnen en synthese

bewerken

Het verhaal staat in alle vier canonieke evangeliën (Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes) van het Nieuwe Testament. De verhaallijnen zijn grotendeels hetzelfde, maar de vier verslagen spreken elkaar tegen met betrekking tot de aanloop, de setting, de personages, de handelingen en de chronologie.

Aanloop

bewerken

De evangeliën geven niet eenduidig dezelfde locatie aan voor de gebeurtenis. Volgens Matteüs 26:30, Marcus 14:26 en Lucas 22:39 ging Jezus met zijn discipelen na het laatste avondmaal naar de Olijfberg ten oosten van Jeruzalem en volgens Matteüs 26:36 en Marcus 14:32 daarna naar Getsemane, een tuin of hof aan de westelijke voet van de Olijfberg in het Kidrondal. Lucas en Johannes noemen Getsemane niet. In Lucas lijken alle gebeurtenissen op de Olijfberg zelf plaats te vinden. Johannes noemt zelfs de Olijfberg niet, maar wel dat Jezus en zijn discipelen de Kidronbeek overstaken en een tuin binnengingen (18:1).

Synoptische evangeliën

Op de plek aangekomen liet Jezus de leerlingen achter zodat hij alleen kon bidden. De synoptische evangeliën beschrijven dat Jezus aan God vroeg om het lijden niet te hoeven ondergaan, hoewel hij de uiteindelijke keuze aan God liet. (In Lucas 22:43–44 verschijnt er bovendien een engel uit de hemel die aan Jezus kracht geeft; hij 'beleefde doodsangst maar bleef bidden, terwijl zijn zweet in grote druppels als bloed op de grond viel.' Deze passage komt niet voor in de oudste bewaard gebleven manuscripten van Lucas en is afwezig in Matteüs, Marcus en Johannes; de meeste geleerden menen daarom dat deze twee verzen pas later aan Lucas zijn toegevoegd. De beschrijving dat Jezus' zweetdruppels als bloed op de grond vielen, wordt soms geïnterpreteerd als hematidrosis.)
Marcus en Matteüs vertellen vervolgens dat Jezus terugkeerde naar de drie discipelen (Petrus en de twee zonen van Zebedeüs: Johannes en Jakobus) die hem dienden te bewaken maar in slaap waren gevallen door vermoeidheid. Jezus bekritiseerde hen dat ze niet eens een uur wakker konden blijven, waarna hij opnieuw ging bidden. Deze reeks gebeurtenissen herhaalde zich nog tweemaal.
In Lucas had Jezus geen specifieke leerlingen aangewezen om hem te bewaken en bekritiseerde hij alle leerlingen, omdat ze in slaap waren gevallen door verdriet (niet vermoeidheid). Hij suggereerde dat ze moesten bidden om niet in beproeving te komen. Er staat niet dat Jezus voor een tweede of derde keer ging bidden.

Evangelie volgens Johannes

In het Evangelie volgens Johannes staat niet dat Jezus in de tuin ging bidden. Eerder in dit evangelie komt er wel een uitspraak van Jezus voor waarin hij zegt dat hij bevreesd is, maar ook het gebed om het lijden voorbij te laten gaan afwijst omdat hij juist gekomen is om zijn leven af te leggen (Johannes 12:27-28). Het verhaal over de arrestatie begint na een lange afscheidsrede die eindigt in een gebed voor de leerlingen (Johannes 13:31-17:26).

Arrestatie

bewerken
Aankomst

Judas kwam aangelopen met een groep mensen. De evangeliën spreken elkaar tegen wie deze mensen waren, door wie ze gestuurd waren en wat ze bij zich droegen. Lucas noemt het simpelweg een 'horde mensen' (ὄχλος); hij laat opmerkingen over hun bewapening en opdrachtgevers weg omdat de hogepriesters, de tempelwachters en de oudsten van het volk zelf gekomen zijn (Lucas 22:52). Matteüs en Marcus komen aardig overeen door te stellen dat het 'een met zwaarden en knuppels bewapende menigte' was 'die door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten waren gestuurd' (Matteüs laat 'schriftgeleerden' weg en verduidelijkt dat het 'oudsten van het volk' waren). Johannes spreekt over 'de cohort soldaten en dienaren van de hogepriesters en de farizeeën', die 'wapens, fakkels en lantaarns' droegen. In verschillende vertalingen wordt ervan uitgegaan dat 'cohort' (σπεῖρα) erop wijst dat het gaat om een Romeinse legereenheid; vertalers voegen daarom het woord 'Romeins' toe ter verduidelijking. Johannes stelt als enige dat de Romeinse autoriteiten betrokken waren bij de arrestatie van Jezus. Bovendien zegt hij dat de dienaren die met de cohort mee gingen, handelden in opdracht van de hogepriesters en farizeeën; dit is gezien de onderlinge rivaliteit tussen sadduceeën en farizeeën een onwaarschijnlijke combinatie. Waarschijnlijk wil Johannes zeggen dat alle aardse autoriteiten zich tegen Jezus keerden.

Judaskus of niet?

Volgens Matteüs en Marcus gaf Judas een kus aan Jezus (de zogenaamde "Judaskus"), een teken dat hij had afgesproken met de gewapende groep om Jezus te identificeren. Volgens Lucas bewoog Judas zich naar Jezus om hem te kussen, maar het is onduidelijk of dat ook gebeurde. Het verslag in het Evangelie volgens Johannes wijkt significant af van de synoptische verslagen: Judas wees Jezus niet aan met een kus (en maakte daar ook geen aanstalten toe zoals in Lucas), want Jezus "wist al wat er met hem zou gebeuren" en vroeg de soldaten en dienaren wie zij zochten; toen zij zeiden "Jezus van Nazareth", antwoordde hij "Ik ben het", waarvan het arrestatieteam schrok zodat ze allemaal op de grond vielen. Dit herhaalde zich nog een keer zonder dat ze op de grond vielen. Jezus vroeg volgens Johannes of de leerlingen mochten gaan, terwijl in Matteüs en Marcus alleen staat dat de leerlingen even later wegvluchtten.

In Matteüs en Marcus wordt Jezus op dit moment gevangengenomen.

 
De Gevangenneming van Christus (ca. 1440) door Fra Angelico, waarop Petrus het oor van Malchus afhakt.
Verzet

Vervolgens kwamen een of meerdere leerlingen in verzet. Een van hen hakte met zijn zwaard het oor van een dienaar van de hogepriester af (Johannes zegt dat hij Malchus heette). Het Evangelie volgens Johannes specificeert dat Simon Petrus degene was die het oor van Malchus afhakte, dienaar van hogepriester Kajafas – de andere evangeliën noemen geen namen. Alleen Lucas voegt toe dat dit het rechteroor was en dat Jezus deze wond op wonderbaarlijke wijze genas. Johannes, Matteüs en Lucas vertellen dat Jezus het geweld veroordeelde en dat de weerstand tegen zijn arrestatie moest worden gestaakt – in elk evangelie geeft hij echter een andere reden en Marcus noemt überhaupt geen reactie van Jezus. De versies van de latere evangeliën zijn waarschijnlijk pogingen om zich te distantiëren van het geweld. In Matteüs doet Jezus de bekende uitspraak "Wie naar het zwaard leeft, zal door het zwaard omkomen"; in Lucas zegt hij dat het 'zo genoeg' is; in Johannes vertelt Jezus Petrus dat Petrus het plan van de Vader dat Jezus moest sterven niet moest doorkruisen.

Overgave

Daarna vermelden de drie synoptische evangeliën dat Jezus een korte reactie geeft aan degenen die hem arresteerden: hij verweet hen hem als misdadiger te behandelen en vroeg waarom zij hem niet reeds in de tempel hadden gearresteerd toen hij daar een week lang stond te prediken. Lucas voegt toe dat zij dat (wellicht) deden omdat 'dit uw uur is, het uur van de macht van de duisternis'. Matteüs en Marcus laten Jezus echter zeggen dat al deze dingen moeten gebeuren opdat de geschriften in vervulling gaan; vervolgens liet hij zich meevoeren met de gewapende groep, waarna alle discipelen vluchtten (volgens Marcus probeerde een van hen bij Jezus te blijven, maar toen hij gegrepen werd bij zijn linnen kleed, het enige wat hij aan had, ontworstelde hij zich en vluchtte naakt). Lucas en Johannes eindigen op een andere manier: Jezus werd nu pas, na het gewapend verzet te hebben veroordeeld, gevangengenomen, zei niets over het in vervulling moeten gaan van de geschriften (in Johannes zei hij zelfs niets tegen de soldaten en dienaren) en er wordt geen gewag gemaakt van wat de discipelen deden zodra Jezus in hechtenis was genomen.

Vergelijking

bewerken

De arrestatie van Jezus wordt verhaald in de verzen Matteüs 26:47–56, Marcus 14:43–52, Lucas 22:47–53 en Johannes 18:3–11. De arrestatie kan worden onderverdeeld in drie episoden: Judas kwam aanlopen met een groep gewapende mannen en wilde Jezus voor hen aanwijzen; iemand uit Jezus' gezelschap pleegde gewapend verzet tegen Jezus' arrestatie; Jezus zei dat verzet niet de bedoeling was en liet zich meevoeren. Onderstaande vergelijking is gemaakt op basis van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004).

Matteüs Marcus Lucas Johannes
Aankomst Matteüs 26:47–50
  • Judas kwam met bewapende schare, gezonden door hogepriesters en volksoudsten.
  • Judas kuste Jezus, zoals afgesproken.
  • Jezus zei: 'Vriend, ben je daarvoor gekomen?'
  • Jezus werd gevangengenomen.
Marcus 14:43–46
  • Judas kwam met bewapende schare, gezonden door hogepriesters, schriftgeleerden en volksoudsten.
  • Judas kuste Jezus, zoals afgesproken.
  • [Geen reactie van Jezus]
  • Jezus werd gevangengenomen.
Lucas 22:47–48
  • Judas kwam met groep mensen. [Inclusief hogepriesters, tempelwachters en volksoudsten.]
  • Judas wilde Jezus gaan kussen.
  • Jezus zei: 'Judas, lever je de Mensenzoon uit met een kus?'
  • [Geen reactie van de horde]
Johannes 18:3–9
  • Judas kwam met de cohort soldaten en met dienaren van hogepriesters en farizeeën.
  • [Geen Judaskus] Judas staat erbij en kijkt ernaar.
  • Jezus vroeg wie ze zochten, ze antwoordden 'Jezus van Nazareth'. Jezus zei: 'Ik ben het'.
  • De soldaten schrokken en vielen op de grond.
  • Jezus vroeg wie ze zochten, ze antwoordden 'Jezus van Nazareth'. Jezus zei: 'Ik ben het' en vroeg of de leerlingen mochten weggaan.
Verzet Matteüs 26:51–54
  • Een ongenoemde leerling trok zijn zwaard.
  • Hij hakte een hogepriesterdienaar een oor af.
  • Jezus zei: 'Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard leeft, zal door het zwaard omkomen.'
  • Jezus zei dat zijn Vader twaalf legioenen engelen paraat heeft, maar de Schriften moeten vervuld worden.
Marcus 14:47
  • Een ongenoemde leerling trok zijn zwaard.
  • Hij hakte een hogepriesterdienaar een oor af.
  • [Geen reactie van Jezus]
Lucas 22:49–51
  • Leerling vroegen Jezus om gewapend verzet.
  • Een onbekende leerling hakte een hogepriesterdienaar zijn rechteroor af.
  • Jezus zei: 'Houd daarmee op. Zo is het genoeg!' en genas het oor.
Johannes 18:10–11
  • Petrus trok zijn zwaard en hakte Malchus een oor af.
  • Jezus zei: 'Steek je zwaard in de schede. Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?'
Overgave Matteüs 26:55–56
  • Jezus verweet de schare hem als misdadiger te behandelen en vroeg waarom zij hem niet reeds in de Tempel hadden gearresteerd.
  • Maar Jezus zei dat de geschriften moeten worden vervuld.
  • Alle leerlingen vluchtten.
Marcus 14:48
  • Jezus verweet de bende hem als misdadiger te behandelen en vroeg waarom zij hem niet reeds in de Tempel hadden gearresteerd.
  • Maar Jezus zei dat de geschriften moeten worden vervuld.
  • Alle leerlingen vluchtten; een leerling probeerde te blijven, maar werd gegrepen en vluchtte naakt.
Lucas 22:47–48
  • Jezus verweet de groep hem als misdadiger te behandelen en vroeg waarom zij hem niet reeds in de Tempel hadden gearresteerd. 'Maar dit is uw uur, het uur van de macht van de duisternis.'
  • [Geen vermelding dat geschriften moeten worden vervuld]
  • Jezus werd gevangengenomen.
  • [Geen vermelding wat de leerlingen deden]
Johannes 18:12
  • [Geen reactie van Jezus tegen de soldaten]
  • Jezus werd gevangengenomen.
  • [Geen vermelding van wat de leerlingen deden]

Interpretatie

bewerken

Geleerden en theologen discussiëren al sinds de eerste eeuw over de vraag waarom Judas, die een van de twaalf leerlingen van Jezus was, besloot om zijn eigen meester uit te leveren aan de autoriteiten, hetgeen uiteindelijk leidde tot zijn kruisiging.

  • Alleen het Evangelie volgens Matteüs vertelt (26:14–16) dat Judas vooraf een beloning van dertig zilverlingen (sikkels) uitbetaald kreeg van de hogepriesters om Jezus uit te leveren. Judas kreeg echter berouw nadat hij zag dat Jezus ter dood veroordeeld was en bracht de zilverlingen terug naar de hogepriesters. Toen die het geld echter niet terug wilden nemen, smeet Judas de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en hing zichzelf op (27:3–5).
  • Volgens Marcus ging Judas naar de hogepriesters die hem geld beloofden voor de uitlevering van Jezus, al wordt er verder geen motief gegeven (14:10–11). Of hij uitbetaald werd en hoe het met hem afliep, staat niet geschreven.
  • In het Evangelie volgens Lucas nam Satan bezit van Judas en daardoor wendde hij zich tot de hogepriesters, die hem geld beloofden (22:3–6). Of hij uitbetaald werd en hoe het met hem afliep, staat niet geschreven.
  • In Johannes 13 nam de duivel bezit van Judas en zette hem ertoe aan om Jezus te verraden (13:2, 27). Of hij uitbetaald werd en hoe het met hem afliep, staat niet geschreven.
  • In de Handelingen van de apostelen 1:16–20 vertelt Petrus dat met de uitlevering van Jezus door Judas 'het schriftwoord in vervulling moest gaan' en dat hij 'deel had aan de taak' van de discipelen. Toch noemde Petrus de uitlevering een 'schanddaad' en gaf aan dat Judas een beloning kreeg waarvan hij een stuk grond kocht, waar hij echter plots ten val kwam en zijn buik werd opengereten. Hoe en waarom dat gebeurde, staat niet geschreven.

Uitlevering of verraad?

bewerken

Opvattingen verschillen over de vraag of er sprake was van 'uitlevering' of 'verraad'.[1]:3:45 Beide betekenissen kunnen namelijk worden afgeleid van het Koinè-Griekse werkwoord παραδίδωμι paradidómi, dat 120 keer wordt gebruikt in het Nieuwe Testament en letterlijk betekent: 'geven aan', 'overhandigen', 'doorgeven'. Afhankelijk van de context kan παραδίδωμι nog extra betekenissen aannemen, zoals 'uitleveren/overleveren', 'verraden', '(iemand (aan) iets/iemand) toevertrouwen' en '(zich) overgeven/capituleren'.[2]

In 1 Korintiërs vertelt Paulus dat Jezus in de nacht waarin hij het Avondmaal nuttigde met de discipelen werd παρεδίδετο ('uitgeleverd' of 'verraden'). Hoewel de later geschreven vier evangeliën alsook het boek Handelingen Judas Iskariot aanwijzen als dader, noemt Paulus Judas echter nooit in zijn geschriften en ook geen andere, al dan niet geïdentificeerde persoon. Daarom hebben sommige geleerden betoogd dat παρεδίδετο hier wellicht niet verwijst naar Judas maar naar God, die Jezus 'uitleverde' aan zijn lijden, zoals Paulus elders ook schreef wanneer hij het woord παραδίδωμι gebruikte. Andere geleerden denken dat het toch verwijst naar het 'verraad' van Judas.[1]:3:45

In Matteüs, Marcus en Johannes vertelde Jezus zijn twaalf discipelen: εἷς ἐξ ὑμῶν παραδώσει με ('een van jullie zal mij uitleveren/verraden'). Volgens Lucas zei hij: ἡ χεὶρ τοῦ παραδιδόντος με μετ’ ἐμοῦ ἐπὶ τῆς τραπέζης ('de hand van degene die mij uitlevert/verraadt is aan deze tafel').[2] De discipelen reageerden per evangelie verschillend: in Lucas leidde de onrust onder de discipelen tot ruzie over wie van hen de belangrijkste was, hetgeen Jezus aanzette tot een verklaring dat zij juist nederig dienden te zijn en een voorspelling dat zij alle twaalf zijn onderkoningen zouden worden wanneer hij het koningschap van Israël zou verwerven.[1]:11:24 In Matteüs en Marcus waren de discipelen droevig en vroegen allemaal om de beurt aan Jezus om geruststelling dat zij het zelf niet waren, terwijl Judas in Matteüs na meer uitleg van Jezus expliciet wordt genoemd als opnieuw vragende: 'Ik toch niet, rabbi?' waarop Jezus antwoordde: 'Jij zegt het.' Het enige andere evangelie dat tijdens het Avondmaal Judas bij naam noemt is Johannes, waarin Jezus Judas openlijk beschuldigde de verrader te zijn; hoewel de andere discipelen het niet begrepen, verliet Judas (van wie de duivel bezit had genomen volgens de schrijver) de bijeenkomst.[1]:3:08 In Mat. 27:5-7 wordt verhaald dat Jezus door Judas verraden was, Judas berouw kreeg, naar de hogepriesters ging en ze het verradersloon, 30 zilverlingen, in de tempel toewierp, heenging en zich verhing.

In de kunst

bewerken

Het verhaal is vaak verbeeld in de kunst.

Schilderkunst

bewerken

Filmmakers die de arrestatie van Jezus probeerden te verbeelden, moesten keuzes maken in hoe ze de contradicties tussen de verschillende evangeliën zouden oplossen om er een coherent maar Bijbelgetrouw verhaal van te maken.

  • De film Jesus (1979) koos ervoor om zo trouw mogelijk te blijven aan alleen het Evangelie volgens Lucas en de andere evangeliën te negeren. Te zien is dat Jezus bloed zweet, Judas Jezus bijna kust, maar Jezus onderbreekt hem met: "Is het met een kus dat je de Mensenzoon uitlevert?" Een discipel vraagt Jezus om gewapend verzet, waarop Petrus een dienaar het rechteroor afhakt, waarop Jezus 'Genoeg!' roept en het weer geneest, enzovoort.[3]
  • Mel Gibson koos er in zijn film The Passion of the Christ (2004) voor om de vier evangeliën zo veel mogelijk met elkaar te harmoniseren en alle gebeurtenissen in een enkel verhaal te verwerken. Te zien is dat Jezus doodsangst ervaart terwijl hij God verzoekt zijn lot te veranderen, boos wordt op Petrus en de andere discipelen omdat ze in slaap zijn gevallen, de aankomende soldaten eenmaal vraagt wie ze zoeken ('Jezus van Nazareth') en antwoordt: 'Ik ben het'. De soldaten schrikken echter niet zodanig dat ze op de grond vallen. In plaats daarvan wordt Judas naar voren geduwd om Jezus te kussen, blijkbaar omdat Jezus' antwoord onvoldoende voor ze was om zijn identiteit te bevestigen. Hij kust Jezus met de woorden 'Gegroet, rabbi!', waarop Jezus antwoordt met 'Judas, lever je de Mensenzoon uit met een kus?' enzovoort.[4]

Zie ook

bewerken
Zie de categorie Capture of Jesus Christ van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.