uitverkoop

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Deverbal from uitverkopen. Equivalent to uit- +‎ verkoop. Compare German Ausverkauf.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈœy̯t.fər.ˌkoː.p/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: uit‧ver‧koop

Noun

[edit]

uitverkoop m (plural uitverkopen, diminutive uitverkoopje n)

  1. sale (a period of reduced prices)
    Tijdens de zomer houden veel winkels een uitverkoop met kortingen op kleding en schoenen.
    During the summer, many stores have a sale with discounts on clothing and shoes.
    De uitverkoop begint morgen en duurt twee weken.
    The sale starts tomorrow and lasts for two weeks.
    De winkeliers verwachten een grote drukte tijdens de jaarlijkse uitverkoop.
    The shopkeepers expect a large crowd during the annual sale.
    De avocado's waren in de uitverkoop, dus ik heb een paar kilo gekocht om guacamole van te maken.
    The avocados were on sale, so I bought a few kilos to make guacamole with.

Synonyms

[edit]

Verb

[edit]

uitverkoop

  1. first-person singular dependent-clause present indicative of uitverkopen

Anagrams

[edit]