samenwerkend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

samenwerkend (not comparable)

  1. cooperative

Declension

[edit]
Declension of samenwerkend
uninflected samenwerkend
inflected samenwerkende
comparative
positive
predicative/adverbial samenwerkend
indefinite m./f. sing. samenwerkende
n. sing. samenwerkend
plural samenwerkende
definite samenwerkende
partitive samenwerkends

Participle

[edit]

samenwerkend

  1. present participle of samenwerken

Declension

[edit]
Declension of samenwerkend
uninflected samenwerkend
inflected samenwerkende
positive
predicative/adverbial samenwerkend
samenwerkende
indefinite m./f. sing. samenwerkende
n. sing. samenwerkend
plural samenwerkende
definite samenwerkende
partitive samenwerkends