dwangburcht
Dutch
editAlternative forms
editEtymology
editFirst attested in 1867. Compound of dwang + burcht, calque of German Zwingburg.
Pronunciation
editNoun
editdwangburcht m or f (plural dwangburchten, diminutive dwangburchtje n)
- citadel built to press an area into obedience
- 1867, Julius Rodenberg, De nieuwe zondvloed. Een roman uit de vorige eeuw, vol. 2, tr. from German, L. E. Bosch en zoon (publ.),page 108.
- (...) Toen heb ik gezegd: ik wil Giles Lahaye zijn en met u arbeiden. Toen heb ik den blauwen kiel des arbeiders aangenomen, en ik heb gezworen haar niet weder af te leggen, eer het vermolmd gebouw van het absolutisme vernield is en in puin gestort, zooals zijn oude dwangburcht, de bastille, eer geen steen meer op den anderen is gebleven, eer alles met den grond gelijk is gemaakt. (...)
- (please add an English translation of this quotation)
- 1867, Julius Rodenberg, De nieuwe zondvloed. Een roman uit de vorige eeuw, vol. 2, tr. from German, L. E. Bosch en zoon (publ.),page 108.
Categories:
- Dutch compound terms
- Dutch terms calqued from German
- Dutch terms derived from German
- Dutch terms with IPA pronunciation
- Dutch terms with audio pronunciation
- Dutch lemmas
- Dutch nouns
- Dutch nouns with plural in -en
- Dutch masculine nouns
- Dutch feminine nouns
- Dutch nouns with multiple genders
- Dutch terms with quotations