[go: up one dir, main page]

Academia.eduAcademia.edu
124 BESPREKINGEN en innovatie. Voor Stratherns model zou een uitwerking van deze afwijkende casus belangrijk zijn geweest. Het dappere en overtuigende boek van Strathern verdient brede aandacht. Anders dan vele andere publicaties op het terrein van de wereldgeschiedenis geeft deze vergelijking onmiddellijk stof tot denken voor historici in allerlei andere velden. Unearthly Powers bewijst het potentieel van wereldhistorische vergelijking als intellectuele aanjager van de geschiedschrijving. Een hogere lof is niet snel te geven. Jeroen Duindam, Universiteit Leiden Oudheid Josephine van den Bent, Floris van den Eijnde en Johan Weststeijn (red.), Mohammed en de Late Oudheid (Verloren, 2018) 232 p., €25,- ISBN 9789087045838 De opkomst van de Islam in breed perspectief Wat weten we precies over het leven van de profeet Mohammed en de omstandigheden waarin de Koran tot stand is gekomen? In hoeverre vormt de vroege islamitische periode een breuk met de laatantieke wereld? Wie zich afvraagt hoe deze vragen in de huidige wetenschap benaderd worden, wordt aangeraden zich te verdiepen in de fascinerende bundel Mohammed en de Late Oudheid, waarin een aantal Nederlandse wetenschappers op zeer verschillende wijzen op deze problematiek ingaan. Onderzoek naar het leven van de profeet Mohammed en de vroege islamitische periode nam veertig jaar geleden een nieuwe wending toen de islamologen Patricia Crone en Michael Cook de islamitische overleveringen over de profeet als historiografisch onbruikbaar bestempelden, en daarom een experiment aangingen door een nieuwe geschiedenis te schrijven enkel op basis van niet-islamitische bronnen uit de zevende tot en met de negende eeuw. Mohammed werd door de auteurs geportretteerd als de leider van TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS een door joods messianisme geïnspireerde beweging die opriep tot het heroveren van het Heilige Land. Wat onduidelijk bleef was waarom buitenstaanders als joden, Samaritanen, zoroastriërs, en christenen van heinde en verre meer zouden weten dan insiders (moslims) en waarom de waarneming van outsiders niet net zo goed zou gekleurd zou worden door hun eigen kennis, religie en wereldbeeld. Ondanks alle kritiek op het boek, bereikten Crone en Cook hun doel om het onderzoek naar de vroege islam een nieuwe impuls te geven en historici te inspireren om een nieuwe weg in te slaan. Enerzijds leverde dit een flink aantal sensatiebeluste studies op, waarin de Koran bijvoorbeeld als oorspronkelijk Syrisch-christelijke tekst wordt ‘ontmaskerd’ en waarin moslims zichzelf pas in de achtste eeuw als aparte religieuze gemeenschap beginnen te profileren. Anderzijds verschenen er gedegener revisionistische studies, waarin het niet van te voren vaststaat dat ‘het allemaal heel anders gegaan is’ dan zoals moslims het hebben beschreven. 125 BESPREKINGEN Van den Bent geeft in het eerste hoofdstuk van deze bundel een boeiend overzicht van uiteenlopende revisionistische theorieën en de onderliggende politieke drijfveren. De andere hoofdstukken in deze bundel laten zien hoe er op heel verschillende manieren wordt gewerkt aan nieuwe inzichten. Ze kunnen onderverdeeld worden in studies die nieuwe bronnen behandelen en studies die bekende bronnen anders lezen. Nieuwe bronnen zijn bijvoorbeeld papyri uit Egypte die een beeld geven van het bestuur en de belastingheffing onder de vroegste Arabische overheersers. Enerzijds vormen zij het onomstotelijke bewijs dat er in Egypte een nieuwe kalender (Hijra) en een nieuwe taal (het Arabisch) werden ingevoerd, anderzijds zijn er vooral tekenen van continuïteit. Dat laatste komt ook duidelijk naar voren in het hoofdstuk van Mols over de moskee van Damascus, die geen breuk met eerdere bouwstijlen vormt, en Vrooms hoofdstuk over florerende handel in het noordoosten van de Middellandse Zee, zoals die uit archeologisch onderzoek gereconstrueerd kan worden. Deze studies hebben betrekking op de gebieden die door de Arabieren veroverd zijn. Maar wat ging daar aan vooraf? De bundel laat zien dat om dichter tot de vroegste fase van de islam te komen het zich ook loont om bekende bronnen, met name de Koran en de achtste- en negende-eeuwse biografie van Mohammed beter te lezen. Weststeijns structuralistische interpretatie van Koranverzen over wijnconsumptie vormt een intrigerend voorbeeld. Hij lost een schijnbare tegenstrijdigheid op in de Koranverzen die over alcoholconsumptie gaan. De meeste verzen verbieden dit, terwijl Q 16:67 wijn op het eerste gezicht positief voorstelt. Een nauwkeurige analyse van de passage waar het vers deel van uitmaakt laat zien dat het niet gaat om de vraag of wijn toegestaan of verboden is, maar rein dan wel onrein. De werkelijke boodschap is dat Gods wonderbaarlijke scheppende kracht zelfs iets onreins (wijn) kan laten voortkomen uit iets reins (vrucht) en ook andersom (honing uit een bij). Ook Motzki’s hoofdstuk is een voorbeeld van nauwkeurige tekstanalyse. Door verhaaleenheden uit Mohammeds vroegste biografie te onderzoeken, zowel op inhoud als op variaties in de overleveringsketens, probeert Motzki grip te krijgen op hun historische betrouwbaarheid. Zijn reconstructies leiden ons helaas niet regelrecht terug naar de tijd van Mohammed, maar kunnen wel aantonen dat het beeld van Mohammeds leven en prediking, zoals dat later vaste vorm kreeg, zich in elk geval al binnen een paar generaties na Mohammed aan het ontwikkelen was. Die constatering ondergraaft het idee van extreme revisionisten dat het uitkristalliseren van het islamitisch zelfbeeld pas ver in de tweede eeuw van de islam aantoonbaar is. Terwijl Motzki zeer helder uitlegt wat de beperkingen zijn van het gebruik van de biografie van Mohammed als bron voor de vroege zevende eeuw, valt Hulspas terug op een ouderwetse methode die wel vasthoudt aan de hoofdfeiten en chronologie van de biografie maar er verklaringen voor zoekt in de sociale en politieke omstandigheden in Mohammeds tijd in plaats van in de teleologische blik van een islamitische biograaf. Zijn suggestie dat Mohammeds eerste volgelingen naar het christelijke Ethiopië vertrokken uit door de Perzische invasie van Palestina opgewekte apocalyptische angsten is, behalve niet nieuw, vooral speculatief. De cruciale 2020, JRG. 133, NO. 1 126 BESPREKINGEN vraag is of Mohammeds beweging überhaupt beïnvloed werd door veranderende politieke omstandigheden buiten Centraal-Arabië. Er is geen bron die daar doorslaggevend bewijs voor geeft, alhoewel het natuurlijk opvallend is dat de Koran refereert aan een overwinning op de Byzantijnen. Een zulk Koranvers kan zelfs een verwijzing zijn naar de historische omstandigheden rond Mohammed. Wilde laat in haar hoofdstuk zien hoeveel meer er zou kunnen schuilen achter het ene vers over de Byzantijnen als we het gros van de Koranexegeten negeren, het vers lezen met een andere vocalisatie, zoals enkele klassieke exegeten ook doen, en aanknopingspunten zoeken in de intra-christelijke doctrinaire conflicten, waarbij ook de christenen in Zuid-Arabië, niet ver van Mekka, betrokken waren. Het scenario dat zij schetst is intrigerend. Een vergelijking tussen de hoofdstukken van Hulspas en Wilde laat echter ook zien hoe ver nieuwe interpretaties uiteen kunnen lopen. Dat is niet erg. Bij het zoeken naar nieuwe bronnen en inzichten worden nieuwe hypotheses uitgewerkt. Hoe bruikbaar en overtuigend zij zijn wordt vooral duidelijk wanneer wij de bronnen en hypotheses een dialoog met elkaar aan te laten gaan. Dat dit de weg van de toekomst is moge duidelijk zijn. Wat dat betreft is de bundel een voorbeeld van hoe de verscheidenheid aan benaderingen heden ten dage tot interessante dynamische discussies leidt. Het boek laat ook zien dat het Nederlandse islamonderzoek, weliswaar dun uitgespreid over kleine afdelingen aan meerdere universiteiten, springlevend is en belangrijke bijdragen kan leveren aan het internationale wetenschappelijke discours over de vroege islam. Barbara Roggema, Ruhr-Universität Bochum Lyn Blackmore, Ian Blair, Sue Hirst en Christopher Scull (red.), The Prittlewell Princely Burial. Excavations at Priory Crescent, Southend-on-Sea, Essex, 2003 (Mola; Londen, 2019) 514 p., ill., £35,- ISBN 9781907586507 Een ongepolijste weergave van glanzende grafgiften In het onbenullige dorpje Prittlewell in het zuiden van het graafschap Essex werd in 2003 bij toeval een wonderbaarlijke ontdekking gedaan. Tijdens de archeologische opgravingen die aan de geplande wegwerkzaamheden voorafgingen werd op het laatste moment besloten de te graven sleuf iets verder naar het zuiden te plaatsen om op deze manier meer ruimte over te laten voor de afgegraven grond. De graafmachine kwam precies boven een TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS vrijwel volledig intacte grafkelder te staan, waarin men al snel een grote verscheidenheid aan kostbare grafgiften uit de late zesde of begin zevende eeuw vond. Deze toevallige vondst werd al snel opgepikt door de Britse en internationale media die, samen met het demonstrantenkamp tegen de weguitbreiding ter plaatse, zorgden voor de nodige bekendheid van deze ‘King of Bling’, oftewel de ‘Prittlewell Prince’. Dit rijkelijk geïllustreerde vuistdikke