[go: up one dir, main page]

Academia.eduAcademia.edu
RMO geschiedenis RMO magazine • nummer 46 • najaar 2018 Zeep Het is misschien een vreemd begin, maar onlangs stond ik onder de douche en rook ik de geur van Sunlight-zeep. Voor ik onder de straal stapte had ik een nieuw stuk zeep gepakt. Ik ben geen liefhebber van gels en andere vloeibare zepen. Ik ben een beetje ouderwets en houd het dus bij een stuk zeep. Terwijl ik onder de douche de geur rook schrok ik, want het was een kostbaar en bijzonder stuk waarmee ik mezelf stond in te zepen. Niet dat het een fortuin had gekost. Ooit was het afkomstig uit een volle doos uit het RMO. Ik had het als een fossiel bewaard, als aandenken, maar in de haast had ik het per ongeluk gepakt. Geur verbindt je soms met een ver, bijna verdwenen, verleden. Sunlight-zeep doet mij aan mijn kinderjaren denken en aan het RMO. Dat laatste heeft te maken met de grote verbouwing in het begin van het derde millennium. Die maakte een einde aan het museum zoals ik het eens kende toen ik er in 1975 voor het eerst achter de schermen kon kijken. Een doolhof We waren vrijwilligers op de Hazendonk geweest en Leendert Louwe Kooijmans had een soort reünie op het museum georganiseerd. Hij kon vertellen wat de resultaten van de opgraving van het afgelopen jaar waren, we konden weer eens lekker bijpraten, er was wat te eten en te drinken en we mochten achter de schermen kijken. Zo zagen we de verwarmingskelder waarin ook mummiekisten lagen en de daarnaast gelegen timmerwerkplaats. Trappen volgend bereikten we de tekenkamer, het fotoatelier en de lange werkkamer van de restauratoren met langs de wanden appa- raten, kasten gevuld met gereedschap, verf, vulmiddelen en op tafel in het midden een mummiekist waaraan gewerkt werd (afb. 2). Zo dichtbij een Egyptisch voorwerp kwam je toch niet gauw. Daarna trokken we door naar de rode zaal. Daar kwam je als aankomend archeoloog helemaal aan je trekken. Kasten vol met complete potten: prehistorisch, Romeins en middeleeuws. Afb. 1: In de wanden van de tentoonstellingszalen zaten vrijwel onzichtbare deurtjes. Daarachter de kleedruimten, de domeinen van de zaalwachters. Dit is het “museum” van Cees Wittebol. Een jaar later zou ik nog verder doordringen in de spelonken van het museum. Toen kwamen we op de zolders waar het depot van de Nederlandse afdeling was. In 35 36 RMO magazine • nummer 46 • najaar 2018 RMO geschiedenis stoel en klein kaal tafeltje, bij een ander was het bijna een eigen museum en bij weer een ander – die veel daglicht had door de ramen van de buitenmuur – stond het vol met kamerplanten. Die kregen regelmatig water en zouden tot een schimmelexplosie leiden – of die dreigden daartoe te leiden – waarna aan die kleine jungle een eind werd gemaakt. Afb. 2: De restaurator Hennie van Winkel werkt aan een mummiekist, gefotografeerd voor de Grolsch bierreclame “Vakmanschap is meesterschap” (foto Paul Huf). het midden houten ligvitrines met daaronder laden waarin scherven, stenen en vuurstenen werktuigen lagen. Geheime kamers Die wereld van trappen, gangen en geheime doorgangen leerde ik langzaam beter kennen toen ik in het museum kwam werken. Achter de vitrines met het archeologische verhaal bleek nog een onbekend domein te bestaan, een soort tweede wereld. Daar kwam je alleen als je er al wat langer werkte en het was ook moeilijk te ontdekken. Vrijwel het gehele museum was voorzien van in gebroken wit geschilderde voorzetwanden waarin houten vitrines waren ingebouwd. Die konden aan de achterkant geopend worden. Daarvoor was ruimte nodig en die kon je betreden door deurtjes die zo goed als onzichtbaar in de wand zaten. Soms hadden die ruimten de vorm van kleine kamers gekregen, een prima plek voor de bewakers of zaalwachters – zo heette ze toen nog – om zich om te kleden en zich in hun uniform te hijsen. Iedere zaalwachter had zijn eigen ruimte die een steeds persoonlijker invulling kreeg. Bij de één stond een oude Het verdwenen verleden Vrijwel alles in het museum werd door de eigen technische dienst gerealiseerd. De wanden en de vitrines werden in de werkplaats gezaagd, geschaafd en geschuurd, op zaal verder in elkaar gezet, geplamuurd en geschilderd. Ook de verlichting werd meestal zelf aangelegd, hoewel daar wel eens een installatiebedrijf voor werd aangetrokken. Allerlei kleine reparaties en verbeteringen werden door Wijnand Binnendijk en zijn team van medewerkers uitgevoerd (afb. 3). Vaak waren ze bezig in de bibliotheek waar alle kasten door hen waren getimmerd met een ingenieus systeem van houten staanders waarop gekeepte latten RMO magazine • nummer 46 • najaar 2018 Afb. 3: De timmerwerkplaats aan het eind van de Recycling Afb. 4: Een feestje in de bibliotheek eind jaren zestig jaren vijftig van de vorige eeuw. Rechts Wijnand Behalve archeoloog ben ik ook een verwoed klusser en het RMO zou in de loop van jaren een belangrijke bron worden van afgedankte, maar nog goed te gebruiken materialen. Wat dat betreft was ik al een voorbeeld van duurzaamheid of van de circulaire economie. Toen de oude bibliotheek moest worden afgebroken mocht ik in de avonduren en weekenden de houten kasten slopen en meenemen. Al snel had ik door hoe de technische dienst ze in elkaar had gezet en hoe ze makkelijk en snel uit elkaar te halen waren. De hele bibliotheek meenemen was toch een te grote klus want de lengte van alle planken besloeg bijna anderhalve kilometer. Ik heb wel veel boeken, maar ook weer niet zoveel om ze allemaal te gebruiken. Een deel is dan ook terug te vinden als kasten in mijn schuur en andere bergruimten. Zo staat op de plank met het plastic stripje ‘Rusland’ mijn bouwbeslag en op de plank ‘Zweden’ mijn fietsonderdelen. Het merendeel van de planken ging echter naar een nieuw te openen boekhandel van vrienden in Zeeland, de Koperen Tuin in van de vorige eeuw. Van links naar rechts: conservator Binnendijk en op de achtergrond de heer Reurings. waren aangebracht waardoor de hoogte van een plank instelbaar was. Het geheel was met mooie eiken profielen omlijst. Het boekenbezit groeide en groeide en steeds moesten er kasten bijgemaakt worden en zo werd ook een gedeelte van de begane grond van het pand Rapenburg 26 aan de bibliotheek toegevoegd. De bibliotheek was een oase van rust om te studeren en de vreemdste en wonderbaarlijkste publicaties kon je er ontdekken. De boeken stonden cultureel, geografisch en op thema geordend. Op de planken waren met plastic plakstrips – gemaakt met een voor die tijd kenmerkende lettertang – de onderwerpen aangegeven. De rust werd enkele malen per jaar verstoord door de viering van jubilea en de traditionele kerstviering. Door elkaar zaten aan de studietafeltjes alle museummedewerkers (afb. 4). Caspar Kern, zaalwachter Daan de Mooy en conservator Leendert Louwe Kooijmans. Goes, die daarmee een vliegende start maakte. Er werd nog meer afgedankt. We moesten een moderne kantoorinrichting krijgen met bureaus, tafeltjes en eigentijdse stalen boekenkasten. Dat laatste betekende dat enkele boekenkasten op de kamers van conservatoren moesten verdwijnen. Nou die wilde ik wel hebben, hoe onhandelbaar ze ook waren. In bijna geen huis is een muur van vier meter te vinden waartegen die lange kasten kunnen staan, maar als je gaat verbouwen kan je daar rekening mee houden. Je zorgt dat je die lange muren hebt en eventueel verbouw je de kast nog wat. Zo staan ze nu bij mij in de woon- en studeerkamer (afb. 5). Operatie PRIMVS Het museum was echt altijd een instelling die alles bewaarde en dat kwam aan het 37 38 RMO geschiedenis RMO magazine • nummer 46 • najaar 2018 licht tijdens operatie PRIMVS, het masterplan om de tweede binnenplaats te overkappen en expositieruimten te vernieuwen. Dat betekende dat alle geheime ruimten zouden verdwijnen om getransformeerd te worden tot expositiezalen. Zelfs geheime ruimten die wij als conservatoren nog nooit gezien hadden en onder het beheer stonden van het hoofd bedrijfsvoering en de medewerkers van die afdeling. Op een dag werden we gevraagd mee te lopen naar een smalle opslagkamer zonder ramen aan de Houtstraat. Ons doel was te bekijken welke publicaties nog van belang waren om bewaard te blijven, welke eventueel verkocht konden worden of geschonken aan de kort daarvoor opgerichte vriendenvereniging. We waren verbaasd stapels Oudheidkundige Mededelingen te zien, museumgidsen van afdelingen die al meer dan 50 jaar niet meer bestonden, talloze litho’s uit de tijd dat het museum nog over een steendrukkerij beschikte en Egyptische en klassieke publicaties waar ik niet zo’n oog voor had. Ik bekeek vooral de overdrukken van de Nederlandse archeologie met als werkelijke schat wel een twintigtal exemplaren van het boekje over de opgraving van het urnenveld van De Hamert uit 1913. Enkele jaren daarvoor had ik die nog tegen een behoorlijke prijs gekocht bij een antiquariaat. Geen paniek Maar het waren niet alleen publicaties, ook kantoorartikelen zoals gummetjes, nietjes, paperclips, wc-rollen en zeep lagen er opgeslagen. Een grote doos Sunlight-zeep, waar de stukken, twee aan elkaar, nog keurig in de papieren verpakking lagen, stond er verweesd tussen. Het museum was inmiddels modern en had kanteldispensers met vloeibare zeep in de werkruimten en toiletten. De blokken Afb. 5: Eén van de boekenkasten in mijn studeerkamer. zeep waren overbodig geworden. Niemand had er belangstelling voor, maar mij deed de geur het. In die smalle donkere opslagruimte kwamen mijn kinderjaren terug. Ik nam de doos mee naar huis en heb me jarenlang met de stukken zeep gewassen. Tot onlangs de laatste, de gekoesterde, per ongeluk langzaam als sop verdween. De herkenning van de geur en de paniek bij het laatste stuk zeep waren de inspiratie voor deze herinnering, maar bij het controleren van wat details op internet ontdekte ik dat de zeep nog steeds verkrijgbaar is. Ik ga gauw weer wat stukken kopen. Leo Verhart, voormalig conservator Nederland Prehistorie