rijbak
Uiterlijk
- rij·bak
- samenstelling van rij zn en bak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijbak | rijbakken |
verkleinwoord |
de rijbak m
- (paardrijden) omheinde, met zand bedekte ruimte waarin men op een paard kan rijden
- ▸ Mogelijk is Dumont met haar voet door de beugel van het zadel van haar paard geschoten en daarna met haar hoofd tegen een spijker in de rijbak gestoten.[1]
- ▸ 'We hadden onze rijbak vorige week helemaal vernieuwd': Van de rijbak voor de paarden van Saskia Mullenders was na een hoosbui weinig meer over.[2]
- Het woord 'rijbak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijbak" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Coldcasezaak: dood amazone 1997 was ongeluk” (8-12-2016), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “'We hadden onze rijbak vorige week helemaal vernieuwd'” (20-07-2018), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Paardrijden in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 67 %
- Prevalentie Vlaanderen 44 %