[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

gips

Uit WikiWoordenboek
  • gips
enkelvoud meervoud
naamwoord gips gipsen
verkleinwoord

het gipso

  1. (scheikunde) een uit calciumsulfaat en water uithardende witte vaste stof: CaSO4·2H2O
  2. (materiaalkunde) (extensie) pleister, gipshoudend kalkmengsel gebruikt in verschillende toepassingen, onder meer in mallen en bij het vastzetten van gebroken ledematen
afleidingen:
als eerste deel van samenstelling:
als laatste deel van samenstelling:
vervoeging van
gipsen

gips

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gipsen
    • Ik gips. 
  2. gebiedende wijs van gipsen
    • Gips! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gipsen
    • Gips je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips