[go: up one dir, main page]

  • voor·dien

voordien [1]

  1. eerder, tevoren
vervoeging van
voordienen

voordien

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voordienen
    • ... dat ik voordien. 
95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]