[go: up one dir, main page]

Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: un'UN


un m

  1. een
Telwoord (cat)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

un

  1. één


       
0 0 0 1
un,
op een abacus


Telwoord (Frans)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
  • un

un

  1.  een ht , het getal 1

un m

  1.  een lw 


Telwoord (fur)
1 10
2
3
4
5
6
7
8
9

un

  1. één


un

  1. en


  • un

un

  1. en
    «D'Provënz Limburg grenzt am Osten un Däitschland, am Süden un déi belsch Provënzen Limburg a Léck, am Westen an Nordwesten un d'Provënz Nordbrabant, an am Norden un d'Provënz Gelderland.»
    De provincie Limburg grenst aan het oosten van Duitsland, aan het zuiden en die Belgische provincies Limburg en Luik aan het westen en noordwesten en de provincie Noord-Brabant en aan het noorden de provincie Gelderland.


un

  1. een, 'n; een onbepaald lidwoord

un

  1. en; wordt gebruikt om zinsdelen aan elkaar toe te voegen
  2. en; wordt gebruikt tussen elementen van een opsomming


Telwoord (oci)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

un

  1. één


un

  1. en


  • un

un

  1. en
    «Er waar en arrig bschaffigte Dichder un Schreiwer.»
    Hij was een erg bezige dichter en schrijver.


Telwoord (spa)
0
1 11 21 10 100 103
2 12 22 20 200 106
3 13 23 30 300 109
4 14 24 40 400 1012
5 15 25 50 500 1015
6 16 26 60 600 1018
7 17 27 70 700 1021
8 18 28 80 800 1024
9 19 29 90 900 1027

un

  1. één
  1. een, één, 'n
    «un libro»
    een boek


un

  1. meel, bloem


un

  1. een, 'n; een onbepaald lidwoord


Telwoord (cym)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

un

  1. één


un

  1. (Oostwestfaals) (Zuidwestfaals) en