reder
- re·der
- In de betekenis van ‘scheepsexploitant’ voor het eerst aangetroffen in 1409 [1]
- Naamwoord van handeling van reden ('gereedmaken') met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reder | reders |
verkleinwoord | redertje | redertjes |
de reder m
- (palindroom) (scheepvaart) eigenaar van een schip
1. eigenaar van een schip
- Het woord reder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reder" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "reder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ reder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be