pen
- pen
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schrijfgereedschap’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pen | pennen |
verkleinwoord | pennetje | pennetjes |
- (teken- en schrijfmateriaal) instrument om met inkt te schrijven of te tekenen
- Hij schrijft met een pen.
- (teken- en schrijfmateriaal) dat gedeelte van een vulpen waarmee de inkt over het papier verdeeld wordt
- (biologie) lange, stevige veer van vogels
- Zijn er oude pennen blijven staan: tot de helft afknippen, dan laten uitdrogen en daarna pas trekken.[3]
- (techniek) dunne staaf om in of door iets te steken
- Een metalen pen met gravering.
-
[1] Een pen waarvan de punt is afgebroken
-
[1] Deze tekst werd geschreven met een pen
|
1. instrument om met inkt te schrijven of te tekenen
3. lange, stevige veer van vogels
vervoeging van |
---|
pennen |
pen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pennen
- Ik pen.
- gebiedende wijs van pennen
- Pen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pennen
- Pen je?
- Het woord pen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ aaraan moet een goede duif voldoen., members.home.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pen | pens |
pen
- pen
- hok, kooi
- (scheepvaart) duikbootdok, onderzeeërbunker
- (eendvogels) vrouwtjeszwaan
- (informeel) gevangenis, bajes, bak [3], lik [3], nor, petoet
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to pen |
he/she/it | pens |
verleden tijd | pent |
voltooid deelwoord |
pent |
onvoltooid deelwoord |
pening |
gebiedende wijs | pen |
pen
- overgankelijk neerschrijven, neerpennen, op papier zetten
- overgankelijk opsluiten, vastzetten
- pen
- Afkomstig uit het Frans
pen
- mooi, knap, netjes
- «I dag den siste mai er det spådd pent vær og stigende temperatur.»
- Vandaag, in de laatste dag van mei, worden er mooi weer en stijgende temperaturen voorspeld.
- «I dag den siste mai er det spådd pent vær og stigende temperatur.»
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | pen | penere | penest |
o enkelvoud | pent | |||
meervoud | pene | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
pene | penere | peneste |
- pen
- Afkomstig uit het Duits.
pen
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | pen | penare | penast |
o enkelvoud | pent | |||
meervoud | pene | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
pene | penare | penaste |
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pen | pennau |
pen m