opbellen
- op·bel·len
- samenstelling van op bw en bellen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opbellen |
belde op |
opgebeld |
zwak -d | volledig |
opbellen
- overgankelijk iemand ~: iemand telefonisch proberen te bereiken
1. iemand telefonisch proberen te bereiken
- Het woord opbellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbellen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be