nazitijd
- na·zi·tijd
- samenstelling van nazi zn en tijd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nazitijd | nazitijden |
verkleinwoord |
de nazitijd m
- (geschiedenis) tijdperk met een nationaalsocialistisch regime
- ▸ Ik geloof dat we het hadden gekregen van onze buren, bejaarde Duitse pacifisten die in de nazitijd in Duitsland gevangen hadden gezeten.[1]
- ▸ Dat Kats nu in de Bondsdag mag spreken, heeft voor haar als Joodse vrouw een extra lading, vertelt ze. "Het is nu de Bondsdag, maar het was in de nazitijd het Rijksdaggebouw."[2]
- Het woord nazitijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Laura Cumming“Donderslag” (2023), Atlas Contact , ISBN 9789045045368
- ↑ Weblink bron “Holocaust-overlevenden spreken bij VN en Bondsdag: 'Denk niet in groepen'” (Vrijdag 27 januari 2023, 08:44), NOS