lommerig
- lom·me·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lommerig | lommeriger | lommerigst |
verbogen | lommerige | lommerigere | lommerigste |
partitief | lommerigs | lommerigers | - |
lommerig [1]
- van een boom of struik dat hij schaduw verspreidt
- een schaduwrijke plaats
- met veel bladeren, bladerrijk, loverrijk
- Het woord lommerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lommerig" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be