krenken
- kren·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
krenken |
krenkte |
gekrenkt |
zwak -t | volledig |
krenken
- overgankelijk beledigen
- Het is geenszins onze bedoeling mensen te krenken.
- letsel, schade, nadeel toebrengen aan
- [1] affronteren, grieven, verongelijken
- Iemand een/geen haar krenken - Iemand wel/geen kwaad doen.
1. beledigen
- Het woord krenken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krenken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "krenken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ krenken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be