[go: up one dir, main page]


  • kor·stig
  • afleiding van korst met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen korstig korstiger korstigst
verbogen korstige korstigere korstigste
partitief korstigs korstigers -

korstig [1]

  1. met een stevige rand of laag op een zachtere ondergrond
    • Dit gerecht verdient het om als aparte gang te worden geserveerd, bijvoorbeeld als voorgerecht. Maar wie 100 - 150 gram in reepjes gesneden rookspek mee bakt met de lente-uitjes, en er goed korstig brood bij eet, kan er ook zijn maal mee doen. [2] 
    • Maar we hadden het over brood en brooddeeg. Nu hoef je helemaal geen brood te willen bakken om zinvol een brooddeeg te maken. Het lekkere aan brood is de korst. Een broodtaart heeft een korstige bodem, hij is lekker, hij oogt goed en hij is prettig om te maken. [3] 
    • „Gewoon met H2O”, zegt Dick van den Brul van de brandweer. Leidingwater dus. Tachtig wagens van zes verschillende Veiligheidsregio’s waren zondag in wisseldienst aan het werk, bijgestaan door helikopters. Het bluswerk werd bemoeilijkt door de drassige en korstige ondergrond: twee wagens kwamen vast te zitten en liepen schade op. [4] 
  2. van een huid met schilfers en korsten
90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Janneke Vreugdenhil 8 juni 2010 Leve de doperwt
  3. NRC Marjoleine de Vos 7 september 2010 Brooddeeg met uien
  4. NRC Lineke NieberJannetje Koelewijn 22 april 2014 De leeuweriken baltsen al weer
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be