komkommer
- Geluid: komkommer (hulp, bestand)
- IPA: / kɔmˈkɔmər / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /kɔm.ˈkɔ.mər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /kɔm.ˈkɔ.mər/
- kom·kom·mer
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘langwerpige vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
- van Frans concombre [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | komkommer | komkommers |
verkleinwoord | komkommertje | komkommertjes |
- (voeding) (fruit) (groente) Cucumis sativus een langwerpige vrucht die men vooral rauw als salade eet (en die meestal als groente wordt beschouwd)
- komkommerdressing, komkommersalade, komkommerschijf, komkommersla, komkommersoep, komkommertijd, zeekomkommer
1. Cucumis sativus, een langwerpige vrucht die men vooral rauw als salade eet
|
|
- Het woord komkommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "komkommer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "komkommer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ komkommer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be