koersdag

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  koersdag    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• koers·dag

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  koers zn  en  dag zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	koersdag	koersdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koersdag m

1. (wielrennen) dag waarop een wielerwedstrijd wordt verreden

   ▸ Barry Markus, ook van Vacansoleil, kneep op de tiende koersdag na veertig kilometer vrijwillig in de remmen. De 22-jarige sprinter debuteerde in een grote ronde, maar kon geen rol van betekenis spelen.

   ▸ "Hier heb ik vijf jaar op gewacht", zei de Belg, die vanwege een knie-operatie pas zijn achttiende koersdag van het seizoen beleefde." Ik dacht: als ze terugkomen, komen ze terug, maar ik wilde achteraf geen spijt hebben. Het zag er misschien niet uit, maar het ging wel hard."

Gangbaarheid

• Het woord koersdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.