kinnebak
- kin·ne·bak
- erfwoord via Middelnederlands kinnebacke van Oudnederlands kinnibakko, in de betekenis van ‘onderkaak’ voor het eerst aangetroffen in 901, op te vatten als samenstelling van kin zn en bakkes zn met het invoegsel -e- [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kinnebak | kinnebakken |
verkleinwoord | kinnebakje | kinnebakjes |
- (anatomie) onderkaak en wang
- „Godallemachtig wat een kinnebak heeft zij. Ik zie gelijkenis met dat beest in de modder op de kinderboerderij.”[4]
- Kom niet aan de traditionele recepten van de Italianen. Goed, er is ergens een auteur die een beetje slagroom in de carbonara gebruikt; dat is al idioot. Over de toevoeging van knoflook worden hele polemieken gevoerd, maar de rest van de ingrediënten is simpel: kinnebak (wangspek), ei, Parmezaanse kaas of pecorino, peper, spaghetti of rigatoni. De guanciale (kinnebak) wordt vaak vervangen door pancetta (buikspek).[5]
- (voeding) vlees van het dijbeen van een varken
- Het woord kinnebak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kinnebak" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kinnebak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kinnebak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC Lineke Nieber 27 mei 2016
- ↑ Volkskrant Onno Kleyn 20 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be