[go: up one dir, main page]

  • kin·ne·bak
enkelvoud meervoud
naamwoord kinnebak kinnebakken
verkleinwoord kinnebakje kinnebakjes

de kinnebakv / m

  1. (anatomie) onderkaak en wang
    • „Godallemachtig wat een kinnebak heeft zij. Ik zie gelijkenis met dat beest in de modder op de kinderboerderij.”[4] 
    • Kom niet aan de traditionele recepten van de Italianen. Goed, er is ergens een auteur die een beetje slagroom in de carbonara gebruikt; dat is al idioot. Over de toevoeging van knoflook worden hele polemieken gevoerd, maar de rest van de ingrediënten is simpel: kinnebak (wangspek), ei, Parmezaanse kaas of pecorino, peper, spaghetti of rigatoni. De guanciale (kinnebak) wordt vaak vervangen door pancetta (buikspek).[5]  
  2. (voeding) vlees van het dijbeen van een varken
74 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[6]