immer
- im·mer
- In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: altijd’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- van Middelnederlands emmer [2][3]
immer
- op ieder moment
- Het woord immer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "immer" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "immer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ immer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- im·mer
- Afkomstig uit het Oudhoogduits
immer
- immer noch
nog altijd
- «Es ist immer noch unklar, was das Motiv hinter dem Anschlag auf einen Vater und Tochter im Amsterdamer Stadtteil Buitenveldert war.»
- Het is nog altijd onduidelijk wat het motief is achter de aanslag op een vader en dochter in de Amsterdamse wijk Buitenveldert.
- «Es ist immer noch unklar, was das Motiv hinter dem Anschlag auf einen Vater und Tochter im Amsterdamer Stadtteil Buitenveldert war.»
immer