[go: up one dir, main page]

  • hoofd·oor·zaak
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdoorzaak hoofdoorzaken
verkleinwoord

de hoofdoorzaakv / m

  1. de belangrijkste oorzaak van iets
     Zij wist dat hij, hoewel hij de hoofdoorzaak van haar ongeluk was, het weerzien van haar zoon als iets zeer onbelangrijke beschouwde.[2]
     Volgens officiële cijfers zijn er in Rusland tot nu toe zo'n 40.000 mensen overleden aan een coronabesmetting, maar het werkelijke aantal ligt hoogstwaarschijnlijk veel hoger. Rusland registreert de doden alleen als coronaslachtoffers als ze positief zijn getest en als corona de hoofdoorzaak van het overlijden is. Als het virus onderliggende aandoeningen heeft versterkt, of als corona niet als belangrijkste doodsoorzaak wordt beschouwd, dan tellen ze niet mee.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    David Jan Godfroid en Iris de Graaf
    “Corona in Rusland: overvolle ziekenhuizen en onmenselijke omstandigheden” (02-12-2020), NOS