hoer
- hoer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoer | hoeren |
verkleinwoord | hoertje | hoertjes |
de hoer v
- een vrouw die tegen betaling seksuele diensten verricht
- In die straat kun je veel hoertjes aantreffen.
- (scheldwoord) (figuurlijk) nare vrouw; vooral gebruikt met de bijgedachte dat ze relaties onderhoudt met een of meer mannen waarmee ze niet getrouwd is
- ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
- ▸ De toon is eerder ironisch dan paternalistisch, iets wat wij als liefhebbers van het mede door Reid bedachte pluimveeduo Fokke en Sukke natuurlijk hogelijk waarderen. Maar hoe zal die toon vallen bij het soort mensen voor wie het hele leven in het teken staat van het kankeren op die hoer van hiernaast?[3]
- [1] temeie, temeier, prostituee
- [1] lichtekooi, publieke vrouw
- hoer en tollenaar zijn onze lieve Heer ook dierbaar
God houdt van iedereen
1. vrouw die tegen betaling seksuele diensten verricht
vervoeging van |
---|
hoeren |
hoer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoeren
- Ik hoer.
- gebiedende wijs van hoeren
- Hoer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoeren
- Hoer je?
- Het woord hoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hoer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hoer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Hans Beerekamp“Gezag nieuwe Rijdende Rechter intact, ondanks ironie” (2 maart 2016) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be