geval
- ge·val
- In de betekenis van ‘voorval, omstandigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- Naamwoord van handeling van vallen met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geval | gevallen |
verkleinwoord | gevalletje | gevalletjes |
het geval o
- één bepaalde mogelijkheid uit meerdere mogelijke
- In het ene geval kunnen we er nog wat aan doen, in het andere geval hebben we echt een probleem.
|
- in ieder geval
ongeacht het antwoord op de gestelde vraag
- • Tussen drie tenten was nog net genoeg ruimte om mijn eigen tent op te zetten, waarna ik bij een groep rond het kampvuur ging zitten. Ik zag allemaal nieuwe gezichten: hoe lang waren die mensen er al? Ze gedroegen zich in ieder geval alsof ze hier al weken bivakkeerden. [3]
vervoeging van |
---|
gevallen |
geval
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevallen
- Ik geval.
- gebiedende wijs van gevallen
- Geval!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevallen
- Geval je?
- Het woord geval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geval" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "geval" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geval op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
geval
geval