carport
- car·port
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afdak voor auto's’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carport | carports |
verkleinwoord |
de carport m
- (verkeer) een afdak waaronder een auto kan worden geparkeerd
- Wij hadden geen garage maar wel een goedkopere carport.
- Het woord carport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "carport" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "carport" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- samenstelling van car zn en port zn
enkelvoud | meervoud |
---|---|
carport | carports |
carport
- car·port
- Afkomstig van het Engelse zelfstandige naamwoord carport
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | carport | carporten | carporter | carportene |
genitief | carports | carports | carports | carportenes |
carport, m
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Statsspråk, Nr. 3 - 2008, side 2: På godt norsk: carport
- car·port
- Ontleend aan het Engelse zelfstandige naamwoord carport
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bilbås | bilbåsen | bilbåsar | bilbåsa |
carport, m
- ↑ Statsspråk, Nr. 3 - 2008, side 2: På godt norsk: carport