bijzijn
- bij·zijn
- samenstelling van bij en zijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijzijn | - |
verkleinwoord | - | - |
het bijzijn o
- in het ~: in aanwezigheid van iemand
- In het bijzijn van vrijwel alle ouders zongen de kinderen van het kinderkoor een kerstlied op het toneel.
- ▸ Al meerdere malen had Sander hem in het bijzijn van anderen gekleineerd.[1]
- Het woord bijzijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijzijn" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be