benieuwen
- be·nieu·wen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
benieuwen |
benieuwde |
benieuwd |
zwak -d | volledig |
benieuwen
- onovergankelijk met meewerkend voorwerp nieuwsgierigheid opwekken bij (met een gebeurtenis als onderwerp)
- Het benieuwde hem enorm wat er in Iran aan het gebeuren was.
- Over die zaken wil ik dus wel graag weten wat Europa gaat doen. Wat is de zeggenschap? Kunnen ze daar gewoon even beslissen dat ze wapens die kant op sturen? Wie hoort daarvan? Wie weet daarvan? Die dingen benieuwen mij. [2]
- het zal mij benieuwenik wil heel graag weten, ik ben heel nieuwsgierig
- Het woord benieuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benieuwen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ › kst-21501-28-182 Bosman, A."inbreng algemeen overleg 15 november 2018" in: kamerstuk 21501-28, nr. 182 Defensieraad zitting 2018–2019 (3 januari 2019) Tweede Kamer, Den Haag; p. 31; geraadpleegd 2019-10-30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be