bebossen
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
bebossen | bebossend |
bebossing | bebost |
- be·bos·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bebossen |
beboste |
bebost |
zwak -t | volledig |
bebossen
- overgankelijk met bomen bedekken
- De Israëli's deden hun best een deel van de kale heuvels te bebossen.
- Het woord bebossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bebossen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be