baarsachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- baars·ach·ti·gen
- baarsachtig bn met de uitgang -en
- baarsachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baarsachtigen | |
verkleinwoord |
de baarsachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord baarsachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een orde Perciformes van vissen met meer dan 7000 sterk uiteenlopende soorten. Ze hebben allemaal stekelstralen in enkele van de vinnen: vele zijn roofvissen en de meeste leven in zee. De orde vertegenwoordigt 40% van alle beschreven vissen. De eerste vissen uit deze orde ontstonden laat in het Krijt
- [2] amarsipiden, antarctische vissen, baarsvissen, botervissen, doktersvisachtigen, grondelachtigen, grootbekken, kurtiden, kwallenvissen, labyrintvisachtigen, lipvisachtigen, lompenvissen, makreelachtigen, pietermanachtigen, pitvisachtigen, puitalen, slangenkopvissen, slijmvisachtigen, stekelruggen, sterrenkijkers, zeewolven
- [2] aalgrondels, antarctische botervis, bathymasteriden, dwergbaarzen, dwergzonnebaarzen, evervis, goudharder, hoekstaarten, jutjaw knabbelaars, prowvissen, quilvissen, schildvisachtigen, wrymouten, zwarte makrelen, zwarte vis
- Het woord 'baarsachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.