ål
- ål
- [1; 3-5]: Afkomstig van het Oudnoors áll.
- [6]: Afkomstig uit het Nederlands.
- [7]: Afkomstig van [1] en waarschijnlijk verwant met het Duitse woord Fische en het Franse woord fiche.
Naar frequentie | 19679 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ål | ålen | åler | ålene |
genitief | åls | ålens | ålers | ålenes |
ål
- gebiedende wijs van åle
ål m
- (straalvinnigen) Anguilla anguilla , aal, paling
- (wormen) aaltje, nematode
- (dierkunde) donkere rugstreep bij dieren
- (geologie) stroomgeul
- (in kleding) plooi, gleuf
- (drukkerij) els, priem
- (bij spelen) fiche, schijfje
- [1]: ålebrosmer
- [1]: ålefisker
- [1]: ålegress
- [1]: ålekvabber
- [1]: åler, Ålesund
- [1]: elektrisk ål
- [1]: elektroål
- [1]: fange ål
alen vangen
- [1]: være sleip som en ål
zo glad zijn als een aal (goochem, maar onbetrouwbaar zijn)
- [1]: vri seg som en ål («prøve å slippe unna, vise tydelig uvilje»)
zich als een aal winden
- ål
- [1; 3-5]: Afkomstig van het Oudnoors áll.
- [6]: Afkomstig uit het Nederlands.
- [7]: Afkomstig van [1] en waarschijnlijk verwant met het Duitse woord Fische en het Franse woord fiche.
ål
- gebiedende wijs van åla
ål
- gebiedende wijs van åle
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ål | ålen | ålar | ålane |
ål m
- (straalvinnigen) Anguilla anguilla , aal, paling
- (wormen) aaltje, nematode
- (dierkunde) donkere rugstreep bij dieren
- (geologie) stroomgeul
- (in kleding) plooi, gleuf
- (drukkerij) els, priem
- (bij spelen) fiche, schijfje
- [1]: ålebrosmer
- [1]: ålefiskar
- [1]: ålegras
- [1]: ålekvabber
- [1]: åler
- [1]: Ålesund
- [1]: elektrisk ål
- [1]: elektroål
- [1]: fange ål
alen vangen
- [1]: vere sleip (glatt) som ein ål (vere slu og upåliteleg)
zo glad zijn als een aal (goochem, maar onbetrouwbaar zijn)
- [1]: vri seg som ein ål («prøve å sleppe unna, vise tydeleg uvilje»)
zich als een aal winden