[go: up one dir, main page]

  • me·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord mening meningen
verkleinwoord meninkje meninkjes

de meningv ;

  1. oordeel, opinie
    • Albert kon haar wel duizend keer uitleggen dat dat er niets mee te maken had, zijn moeder was niet van het soort dat zomaar van mening veranderde, zij vond altijd weer andere voorbeelden en redenen, en had er een hekel aan ongelijk te hebben; ook in haar brieven kwam ze nog steeds terug op dingen van jaren geleden, het was doodvermoeiend. [2] 
     Zou het water wel veilig zijn om te drinken? Was dit de beste route voor deze bergpas? Was de rivier te gevaarlijk om nu over te steken? Thuis stem ik nou eenmaal dingen graag af en vraag vaak naar de mening van anderen.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "mening" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


mening

  1. zin m; serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen.